[Josephus Albertus Alberdingk Thijm]
Alberdingk Thijm (Josephus Albertus), geb. te Amsterdam, 13 Augustus 1820, Ridder van de O.v.d.H. Greg. d. Gr. en van de Belg. Leopoldsorde, Dr. der Letteren, h.c., hoogleeraar aan de Rijks-Academie van Beeldende Kunsten.
Het eerste dat van hem in druk verscheen waren aesthetische opstellen in de Kunstkronijk (psd. M.). Voorts schreef hij: Over de spelling van de bastaartwoorden (psd. M.) 1843; Drie gedichten, Utr. 1844; Viooltjens en grover gebloemte, 1844 (niet in den handel); De Klok van Delft, Utr. 1846; Legenden en Fantaiziën, 1847; De Nederduitsche spelling, in haar beginsel, haar wezen en eischen beschouwd, Utr. 1847; Palet en Harp, Romantiesch dichtwerk in vaerzen en proza, 1849; Karolingsche verhalen, 1851 (nieuwe bewerking 1873); Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur, 1150-1655, 2 dln., 1850-'52; Oude en nieuwere kerstliederen, enz. met de melodiën, bewerkt in vereeniging met L.J. Alb. Thijm, 1852; Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken, 1852-'88; Geertruide van Oosten, 1853; Met voorgeborchte en andere gedichten, 1853; Een lees- en zangboekjen voor de jeugd, 1853; Magdalena van Vaernewijck, 1854; Mejufvrouw Leclerc, 1854; De la littérature néerlandaise à ses différentes époques, 1854; L'art et l'archéologie en Hollande, Paris 1854, vertaald en beoordeeld door Dr. C. Leemans; De Dietsche Warande. Tijdschrift voor Nederlandsche oudheden en nieuwere kunst en letteren, 1855-'86 (te beschouwen als een vervolg van het door hem met S.J. van den Bergh en anderen bewerkt tijdschrift: De Spectator, Kritisch en Historisch Kunstblad, eerst te 's-Hage daarna te Utrecht uitgegeven van 1843-'50); De Heilige Linie, proeve over de Oostwaardsche richting van kerk en autaar, als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst (vermeerderde overdruk uit de Warande) 1858; Levensbericht van Joost van den Vondel, 1867; Portretten van Joost van den Vondel. Eene laatste aflevering tot het werk van Mr. Jac. van Lennep, 1876; Verspreide verhalen in proza, 4 dln. 1879-'84. Voor het tooneel leverde Alb. Thijm: Henri de Borniers Dochter van Roelant, tooneelspel in 4 bedr. 1877; De zegepraal der schoonheid, blijsp. 1877; Vondels Leeuwendalers, ingericht voor het nieuwere schouwtooneel, en nadere wijziging, 2 dln. 1879; Molières Tartuffe, komedie in 5 bedr. 1880; Vict. Sardous Daniel Rochat (eenige tooneelen). 1881; Susanne Bartelotti, komedie in 2 bedr. 1881; P. Cz. Hoofts Warenar met de pot, gewijzigd en aangevuld, 1881; Huyg de Groot in Amsterdam: 1632, 1883; Molières Menschenhater, komedie in 5 bedr. 1885. Genealogische studiën werden neergelegd in: Afstamming van Z.M. Koning Willem III en H.M. Koningin Sophia uit Karel den Groote, 1874; Tafel, vermeldende de opvolging en vermaagschapping der Vorsten en Heeren, die over de Nederlanden geregeerd hebben, 1875; Het geslacht Hooft, in samenwerking met A.A. Vorsterman van Oyen, 1881; Het Patriciaat van Amsterdam, vertegenwoordigd door de genealogie van 't geslacht Boelens, naar het Hs. van Jan van Wieringen Gijsbertsz. 1884. Nog heeft hij uitgegeven: Bilderdijks Vaderlandsche Oranjezucht en Dichtstukjens op zee, 1842 en met J.C.A. Hezenmans: De Historie van Madelgijs, 1861. Voorts een menigte van vlugschriften, ook over kerkelijke en politieke aangelegenheden, verslagen, artikelen in Nederlandsche en Fransche tijdschriften, dag- en weekbladen, enz. De werken waarbij geen plaats is vermeld zijn te Amsterdam uitgegeven. Bovendien heeft hij onder den naam van Pauwels Foreestier, Buikslooter, een aantal stukken geschreven, die min of meer tot het humoristische genre behooren, H.H. Klijn en C.G. Withuys waren, in zijn jeugd, zijne raadslieden.