[Mr. Willem Cornelis Ackersdijk]
Ackersdijk (Mr. Willem Cornelis), geb. te 's-Hertogenbosch 12 Dec. 1760, stud. en prom. te Utrecht, werd er in 1779 adv. en was van 1782-'95 tevens secr. van zijne geboortestad. In 1806 benoemd tot Staatsraad in b.d., vestigde hij zich in 1807 als adv. te Utrecht. Van 1811-'20 was hij daar vrederechter; sedert dien tijd leefde hij ambteloos te Rotterdam, waar hij overl. 7 Febr. 1843. Behalve als rechtsgel. muntte hij als letter-, geschied- en oudheidk. uit.
Hij werkte in verschillende tijdschriften en gaf in de tweede Proeve van Oudh. Taal en Dichtk. van het Gen. Dulces ante omnia musae, 1782: Taalk. Aanteek. omtr. het Privil. Trinitatis van Den Bosch van 1329 en Gesch. der Rederijkkamers in stad en meierij van Den Bosch. De Mij. der Ned. Lett. gaf van hem de vlg. verhandelingen uit: Over Maisniede lieden; Middelen, waardoor de slaverny vernietigd, en de stand der landlieden verbeterd is; de Ligging van Fuchte en Rumelo; het Regt van de Gruite; Herman de Ruyter op Loevestein; het hooren van Stille Waarheid; de ligging van de villa Pladella; Nasporingen omtrent het landsch. Taxandria. Afz. zijn uitgegeven: Korte beschr. van het dorp Lommel [over de zgn. Eugenia-vaart of Isabella-gracht], Nijm. 1808; Aanm. over de Ned. taal bijzonder met betr. tot de Zdl. provinciën, Antw. 1822. In de Letteroefeningen gaf hij: Iets over de rivier de Dommel, 1800, en over het nageslacht van Petrus Shiffer, 1817; in De Konst en L. bode: Een legerplaats bij Deurne ontdekt, 1837, de Valkenjacht in de Valkenswaard en Waalre, 1839; in De Vriend des Vaderlands, eindelijk: Onbebouwde gronden in Noord-Brab., 1832. Nagelaten hss. van hem zijn o.a. in het rijksarchief te 's-Hertogenbosch.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1843.)
A.C.B.