Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Het kamp [pagina 57] [p. 57] De overwonnene Laat mij niet sterven, Heer, als een heloot, de neer-gehangen schedel kaal geschoren en om de mond de schurfterige sporen van haastig opgeslokt genadebrood. Laat mij niet, Heer, hun hand en voeten likken en kruipen als het moegegeseld dier. Laat mijn nek hàrd zijn, Heer, en niet te wrikken en ruggewervels zonder één scharnier. Wanneer ik sterven moet, laat het dan wezen onder het eerlijke en rechte zwaard dat zwiepend snijdt door taaie, sterke pezen, met open ogen, roekeloos, te paard, verslagen, maar hardnekkig weer herrezen en in de dood nog duizend mannen waard. Vorige Volgende