trekt Boorman zich uit de
zaken terug om stil te gaan leven, en Laarmans neemt het Wereldtijdschrift over;
de oude idealist Laarmans is gestorven, de publiciteitskoning Laarmans heeft
zijn plaats ingenomen.
Van deze Laarmans vond men echter in de volgende romans van Elsschot geen spoor
meer terug! Want het bescheiden wezen, dat zich schutterig en wederom naïef op
de kaastransactie werpt, dat in Tsjip een familiehistorie
beleeft en zich in Pensioen met zaken van kleiner allure
bezighoudt, is kennelijk niet de Laarmans, die wij hadden achtergelaten aan het
slot van Lijmen. Ik heb mij daarom dikwijls afgevraagd: wat is
er, tussen Lijmen (1922) en Kaas (1933), met Laarmans gebeurd,
dat een zozeer verkleinde Laarmans de opvolger van Boorman kon vervangen? Werd
hij weer afgezet? Ging zijn Wereldtijdschrift bankroet? Herleefde misschien zijn
oude flamingantisme en liet hij zijn idealistenbaard weer staan?
Op die vragen nu gaf Elsschot mij het antwoord in zijn laatste boek Het Been, dat hij, vanwege deze mijn monomane belangstelling voor de
verdwenen Boorman en de verkleinde Laarmans, aan mij heeft opgedragen. In een
korte inleiding over Boorman en Laarmans, die in deze uitgave is opgenomen heb
ik (ik kan moeilijk anders doen dan mijzelf even citeren) de situatie aldus
omschreven:
‘In dit boek Het Been, dat de onthulling brengt, is Boorman
herrezen; opnieuw ziet men hem domineren over zijn satelliet Laarmans, na een
schijnbare nederlaag; hij verlaat zijn rustend leven, aanvankelijk door een
toeval van het gevoel, dat hem in de buurt brengt van degenen, die hij altijd
beheerste door zijn Wereldtijdschrift. Dit toeval heet: het been. De dood van
zijn vrouw heeft Boorman rijp gemaakt voor een “goede daad”; een handeling, die
tot op zekere hoogte buiten zijn gebied ligt (het gebied van de zwakkere
Laarmans van Kaas en Tsjip), maar die hem
toch weer met een ongemeen verrassende draai in de armen voert van zijn
ahasverische noodlot. Boorman ontmoet (dit tot beter begrip van zaken voor hen,
die Lijmen nog niet lazen) moeder Lauwereyssen, zijn
voornaamste slachtoffer in die roman, destijds door hem opgescheept met
duizenden exemplaren van het demonische