recte aanleiding is tot een geheel
vrije verbeelding, die geen feitelijke, maar alleen mogelijke waarheid kent.
Alle denkbare schakeringen tussen deze vormuitersten vindt men in de hedendaagse
essayistenwereld vertegenwoordigd. Wij constateren het feit dat zelfs de
litteratuurhistoricus niet vrij is van stijl (beeld) verlangens, al zijn die dan
wel eens ietwat na-tachtigs (prof. Prinsen) ... en dat, omgekeerd, soms een
voortreffelijk prozaïst zich nooit beeldend volkomen laat gaan, maar steeds aan
de wetenschappelijke basis vasthoudt (Huizinga, Bierens de Haan). In de
woordkeuze en de zinsbouw speurt men de aesthetische opzet, de wil zich los te
maken van de ‘reproducerende’ objectiviteit, terwijl niettemin een vaststaand
object met deze artistieke handen wordt aangepakt. Wij vinden deze innerlijke
tegenstrijdigheid: dat een onderzoek (iets wetenschappelijks dus) ondernomen
wordt met een, bewust aanwezige, subjectiviteit van de uitdrukkingsvorm, dat
alleen het expressiemiddel en niet het uitgedrukte zelf, zich bevrijdt van
wetenschappelijkheid; dat m.a.w. twee verschillende verhoudingen tot de ervaren
wereld in één persoonlijkheid geconcentreerd zijn, zonder uit elkaar te gaan in
twee verschillende werken. (Dit immers is iets geheel anders: één persoon kan
een verhandeling over hogere vetzuren en een bundel sonnetten uitgeven!) Het
samenvallen van twee verhoudingen in één mens, in één werk, is, in meerdere of
mindere mate, de gemeenschappelijke eigenaardigheid van het soort lieden, dat
men ‘essayisten’ noemt en van het soort werk, dat men als ‘essay’ bestempelt.
Marsman behoort als essayist tot de samenvattenden, de beeldenden, de
a-historischen. Anatomie bedrijft hij niet en nog minder geeft hij les, zoals de
medisch-paedagogische titel van zijn bundel misschien doet vermoeden;
verkieslijker ware b.v. het motto ‘Physiologische Brieven’ geweest, indien niet
prof. Van Rijnberk zich daarvan reeds bediend had voor opstellen, die zeker géén
essays zijn. ... De historische gestalte is voor Marsman niet meer dan een
welkome aanleiding een nieuwe relatie te scheppen: tussen zijn object en
hemzelf. Die relatie schept hij niet uit liefde tot het object, maar uit liefde
tot de relatie; m.a.w. hij streeft er allerminst