Menno ter Braak
aan
W.C. Stolte-Hartog
Rotterdam, 13 october 1933
Rotterdam, 13 Oct. '32
Beukelsdijk 143b
Beste mevr. Stolte
Het was telkens mijn bedoeling (telkens, wanneer ik naar Uw schemerlamp en doek keek, die mijn kamer nog altijd versieren), om U eens een levensteeken te geven, hoewel ik absoluut niet weet, of U er op gesteld is. Het heeft mij altijd erg gespeten, dat ik U nooit weer eens gesproken heb; maar aanleiding daarvoor was er nu eenmaal niet, een ‘verleden’ is in dit opzicht een rem. Komt U niet eens in Rotterdam? Ik herinner mij nog altijd heel goed, dat wij zoo prettig gephilosopheerd hebben.
Ik zend U hierbij mijn zooeven verschenen roman; als U mij niet volkomen vergeten hebt, zult U daarin ‘Dumay’ en waarschijnlijk ook de ‘Karin’ gemakkelijk herkennen.
Inmiddels ben ik getrouwd met, laat ons zeggen, ‘Marie’, maar mijn hemel, ik schrijf dat allemaal, terwijl U misschien met heel andere dingen bezig bent. Excuseert U mij dan; ik had behoefte, U dit te zenden.
h.gr. vooral ook aan Hannie,
Uw toeg.
Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum