Herman Robbers
aan
Menno ter Braak
Schoorl, 19 april 1935
19/4 1935
Zeer geachte Heer ter Braak,
Men heeft mij het Vaderland met uw stuk over Ina B.B. gezonden. Omdat gij mij nu als schrijver interesseert en omdat ik voor uw persoon (zooals ik die door uw werk heen leerde kennen, want hóe zou die kennis anders zijn ontstaan?) altijd zekere sympathie heb gekoesterd, wil ik nog éénmaal trachten u te overtuigen, dat ge u eenigermate in mij vergist, en dat de definitie ‘gematigd realisme’, op mijn werk (en dat van Ina B.B.) toegepast slechts zeer oppervlakkig is. (Ik zeg: trachten te overtuigen; ik wéét natuurlijk dat men elkaar met woorden nóóit overtuigd; maar misschien blijft er toch iets in u nawerken, dat op den duur, bij het ouder worden, uw visie verandert).
Zooals gij erover schrijft kan het toch, dunkt me, alleen uw bedoeling zijn te zeggen, dat zoowel Ina B.B. als ik, wanneer wij ons neerzetten om iets te schrijven, van plan zijn het leven ‘gematigd realistisch’ te gaan beschrijven. Doch dat is niet zoo, evenmin als dit uw eigen plan was toen gij ‘Hampton Court’ en ‘Doctor Dumay’ gingt schrijven. En laat ik nu niet meer over InaBB schrijven, maar alleen over mijzelf (en, betrekkelijk, over u zelf!). Roel Houwink heeft eens geschreven, dat mijn bedoeling is: ‘het leven te verheerlijken’ (tegenover Ina, die bedoelen zou] altijd weer op zekere tekorten te wijzen). Ook dat is onjuist. Ik vind ‘het leven’ helemaal niet iets om te ‘verheerlijken’! Wat ik altijd weér wil is: mijzelf (door de uiting) en mijn medemenschen te troosten over de ellende van het leven (de bitterheid, de ergernis, het machtelooze lijden onder smaad, verdrukking, wreedheid enz.enz!) door mijzelf en de anderen op te voeren tot de erkenning der sublieme levensmomenten (die een enkele maal tot uren groeien!). Wat gij ‘gematigd realisme’ noemt is niets dan het middel om dit te kunnen geven - en het is toch werkelijk onjuist schrijvers naar hun middelen en niet naar hun wezen te onderscheiden! Dan altijd nog veel juister is: het te doen naar: optimisme en pessimisme. Doch ook dat geeft vaak verwarringen. Ik ben een pessimist - doch die erkent dat het leven momenten brengt, zoo heerlijk, dat zij waard zijn het geheele lastige leven er voor te doorstaan. Geloof mij, ik heb lak aan ‘realisme’! Ik vertel van het leven zooals gijzelf, en zooals Elsschot, Walschap, van Oudshoorn. Elsschot staat mij vrij na (vooral in Villa des
Roses en Tsjip), Walschap heb ik nog niet ‘door’ (en hij zichzelf misschien ook niet) (het lijkt mij een halfheid, of lafheid, zoolang het katholicisme niet geheel loslaat; hij staat er al [vrijwel buiten!], gijzelf hebt, dunkt mij, alleen nog een dosis valsche schaamte weg te werken, en wat deemoed te veroveren ([4 woorden onleesbaar] trots hoeft te zijn) om u meer en meer aan mijn zijde te scharen. (Hoevelen hebben ook mij voor nuchter, ironisch, sarcastisch uitgekreten!). Oudshoorn lijkt mij een product van Emants, in schijn een wanhopige, maar die intusschen juist de kleine genoeglijkheden van het leven bizonder apprecieert! Of er is veel pose in zijn werk, óf dat werk is enkel ontstaan uit met kracht verdrongen complexen, die zich wreken.
Nog even iets anders! Gij zegt dat volgens mij ‘de jongeren InaB.B. stelselmatig (dat woord raakt ge maar niet kwijt!) onderschatten! Maar dat heb ik niet beweerd. Ik heb alléén gezegd, dat het niet te pas komt over iemand, zoo echt, zoo eerlijk, zoo diep ernstig als InaBB met zekere minachting te schrijven. En ik heb gezegd dat sommige jongeren dit toch doen. Gij zelf (houd mij ten goede!) gij hebt u gebeterd in dit opzicht ( ik bedoel niets vaderlijks of op-de-schouder-klopperigs; ik wil ook niet zeggen: gij zijt eenigszins veranderd, zonder meer). Midden in het leven geworpen en gedwongen van al het verschijnende nota te nemen, zijt ge m.i. beter onderscheid gaan maken tusschen echt en onecht, ernstig-doorleefd - of het andere! Het gefabriceerde! Ik volg u met groote belangstelling. Gij begrijpt trouwens zelf wel, dat zonder die belangstelling deze brief niet geschreven zou zijn. Gij hoeft niet te antwoorden als ge daar geen lust in hebt.
Hoogachtend
Herman Robbers
Met veel genoegen las ik uw stuk over ‘Ochtendnevel’ van mijn jongen vriend Peter van Steen.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum