Rombout van Riemsdijk
aan
Menno ter Braak (Den Haag)
Den Haag, 1 oktober 1935
Den Haag, 1 October 1935.
Zeer geachte Heer ter Braak,
In aansluiting op Uw schrijven van 27 Sept., diene het volgende:
Uw brief is van A tot Z volkomen juist. Ik ben het er in IEDER OPZICHT VOLKOMEN mee eens.
Dit is de eenige en juiste verhouding der dingen. Aldus was, is en blijft ook steeds mijn opinie.
Dat ik er vanaf week was een groote fout, die mij, zooals gezegd zeer spijt en waarvoor bij dezen mijn excuses.
Waarom ik het deed; helaas ben ik een mensch van stemmingen (wat zeer gevaarlijk is voor een zakenman). Ik zelve was WEL zeer onder den indruk van de voorstelling, in eerlijk en oprechten zin. Mijn risico was zeer groot. Diligentia-publiek luistert nu eenmaal sterk naar het Vaderland. M.t.B is ‘massgebend’! De critiek stelde mij op misplaatst overdreven wijze teleur. Ik wilde de opinie van den Heer de Lang hooren over de voorstelling en noodigde hem uit. Toen schoot het door mijn brein, dat rommelvoorstellingen als ‘Hoe gaas es’, en Hollandais-programma's steeds een prachtige pers krijgen in het Vaderland. Ik wilde daartegen protesteeren en schreef het ‘P.S.’ Op dat moment vergat ik totaal dat deze handelwijze onaangename gevolgen zou kunnen hebben tegenover U. Ik moest op reis. Te laat zag ik mijn onhandigheid in.
Ik zal ook den Heer de Lang opheldering geven. U schrijft, dat Uw critiek niet positief ongunstig was. Bij een tweede lezing was ik reeds tot deze conclusie gekomen. (Daar ik vernomen heb, dat de voorstelling U absoluut niet was bevallen, mag ik dan ook Uw critiek, zooals die hier gesteld werd, slechts apprecieeren.)
Met dank voor Uwe toezegging voor verdere steun en belangstelling,
Met vr. gr.
R.v. Riemsdijk
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum