K
Briefwisseling Menno ter Braak - J. de Kadt
J. de Kadt
aan
Menno ter Braak
Haarlem, 7 november 1939
Haarlem, 7 Nov. 1939
Zeer geachte Heer ter Braak
Eerst heden heb ik gelegenheid om U te antwoorden op uw brief die me erg veel genoegen deed omdat het ‘wat kunnen we in Nederland doen’ daarin aan de orde gesteld werd.
U begrijpt wel dat, aangezien de beslissingen elders vallen, en de politiek alleen door de grote groeperingen wordt gemaakt, het antwoord in twee delen gesplitst moet worden: I Wat kunnen we doen om van hier uit de grote landen te beïnvloeden. II Wat kunnen we doen ter verandering van de speciaal Nederlandse toestanden (Bij Nederland zou dan eigenlijk ook Ned. Indië besproken moeten worden, maar op dat punt ben ik op het ogenblik onvoldoende bij).
Voor mij is I eigenlijk het belangrijkst, maar ook over II wil ik iets zeggen.
I De kans om als intellectuelen invloed uit te oefenen op de ‘publieke opinie’ der grote landen, lijkt me groter dan men op het eerste gezicht zou aannemen. Er is, vooral in de Angelsaksische wereld, zoveel onzekerheid en zoveel bereidheid om te zoeken en te luisteren (de brieven van de Londense corr. van de N.R.C. vestigen daar vaak goed de aandacht op) dat meningen van ‘neutralen’, die verondersteld worden ‘vrijer’ tegenover de problemen te staan, zeker belangstelling zullen vinden. Maar hoe brengen wij onze opvattingen bij de Engelse en Amerikaanse intellectuelen? Een internationaal tijdschriftje? ‘King Hall-brieven’, maar dan uit Nederland? Maar wie heeft geld en wie heeft connecties? Anders gezegd, hoe krijgen we hier in Holland een groep intellectuelen bijeen die hun ‘waakzaamheid’ zover uitstrekken dat ze begrijpen dat het beïnvloeden der Angelsaksers en Fransen hieronder valt? (Op deze ‘practische’ kwestie kom ik direct weer terug)
Hoe kunnen we de Nederlandse politiek zo beïnvloeden dat Nederland bij een komende vredesconferentie meedoet aan de vorming van een federatie met een federaal gezag dat boven de ‘souvereiniteit’ der afzonderlijke staten uitgaat? Er moet dus propaganda gemaakt worden voor de ‘democratische vrede’ en tegen de ‘neutrale geesteshouding’ van ‘we moeten overal buiten blijven, en de wereld moet weer net zo worden als vóór Aug. 1914.’!
De ‘neutraliteit handhaven’ is voor mij een zaak van practische aard, omdat ik geen kans zie een regering te krijgen die in zeer korte tijd Nederland weerbaar kan maken en een bondgenootschap met de Entente kan voorbereiden. Men kan geen propaganda in die richting maken, want vóór de oppositie sterk genoeg zou zijn om politieke invloed te krijgen, hebben de Duitsers natuurlijk al ingegrepen. Een ‘offensieve’ anti-fasc. politiek is in Nederland niet meer mogelijk. Een defensieve (1o als de fasc. met te vergaande eisen komen, zullen we vechten; 2o we doen mee aan de organisatie van een niet-fasc. wereld na de oorlog) is mogelijk en nodig.
Overigens weet ik natuurlijk niet of de Duitsers ons met rust zullen laten. Het bezoek van Leopold, dat vandaag gemeld wordt, kon wel eens op de nabijheid van ‘groot gevaar’ wijzen. Als er oorlog komt, moeten de dan nog levenden, na de eerste weken de koppen bij elkaar steken en de mogelijkheden opnemen. De hoofdzaak blijft onveranderd: niet hysterisch worden.
II Gesteld dat we nog een lange vredes- en neutraliteits-periode voor de boeg hebben, dan moeten we proberen de Ned. intellectuelen ervan te overtuigen dat zij ‘maatschappelijk’ leiding moeten en kunnen geven. Voor mij is de grote moeilijkheid: hoe bereiken we die intellectuelen (de studenten niet te vergeten). Wat mij bij het oprichten van de Inter voor de geest zweefde, was een reeks van clubs overal in het land, die voorbereidend werk zouden doen door de intell. met de maatschappelijke kant van de meeste vraagstukken te confronteren en ze te overtuigen van de noodzakelijkheid om leiding te geven aan een ‘gematigde’ politiek. Men moet toch eerst een paar honderd mensen bijeenbrengen die dergelijke opvattingen hebben en die er iets voor willen doen, vóór men verder kan gaan. We zijn nog pas aan het begin van de voorbereiding. (Ik zei zo juist ‘die er iets voor willen doen’ want de pathetische uitdrukking ‘die er offers voor willen brengen’ is me te kras; maar ergens in die buurt ligt voor mij het verschil tussen de ‘levens-intellectuelen’ - die er wat narigheid voor over hebben, wat tijd en wat geld - en de ‘luxe-intellectuelen’ die over alles willen redeneren, maar die ophouden zodra het méér wordt dan een ‘flirt’ met de politiek, zodra er behalve het ‘er iets voor over hebben’ ook nog het half-routinegedoe van organisatie en propaganda bij komt - nogmaals, de kwestie van ‘luxe’ heeft bij mij betrekking op deze dingen en niet op het zich bezighouden met kwesties die de gewone man niet van direct practisch nut acht; het is waarachtig geen poging om meer dan gewone intelligentie en meer dan gewone gevoeligheid te verbieden).
Die waardering is dus nodig en voor zover Tas en ik dit geprobeerd hebben met de Inter is het resultaat niet zeer bemoedigend geweest. Vandaar dat ik nu begin met vragen te stellen aan U, omdat u het milieu beter kent dan ik: Zijn er bij ‘Waakzaamheid’ niet vrij veel mensen die voor iets dergelijks te vinden zouden zijn en die aan de een of andere nieuwe vereniging (de naam laat me koud: het mag ‘Maatschappij en Intellect’ of ‘Nieuw Europa’ of ‘Vrijheid en Vrede’ of iets anders zijn) zouden willen meewerken?
Kunnen we niet eens met een paar mensen - b.v. du Perron, U, Tas en ik - over iets dergelijks praten en een plan opstellen?
Kunnen bestaande tijdschriften (b.v. Groot Nederland) of weekbladen (Groene, Hollands weekblad) iets in die richting doen, zodat er over gepraat wordt en een begin wordt gemaakt?
De SDAP komt eerst in aanmerking als een vereniging, zoals ik die bedoel, reeds bestaat en een zekere invloed gekregen heeft. We moeten t.a.v. van de SDAP vriendschappelijk maar vrij staan. De partij bevat heel veel welwillende en brave mensen, maar ze is intellectueel suffig en ze is in alle opzichten bangelijk. De losstaande intellectueel die zich bij de SDAP aansluit, is niet in staat hierin verandering te brengen, en hij zou alleen maar gebruikt worden om een soort aantrekkingskracht uit te oefenen op andere intellectuelen en op de lieden die graag achter bekende intellectuelen aanlopen. Maar dit alles zou ten goede komen aan de dode zielen, de bureaucraten en de parlementariërs die thans leiding geven in de S.D.A.P.
Er moet dus een vereniging zijn die los van die partij en van de andere partijen staat, en die, zodra ze een macht of een machtje is geworden op voet van gelijkheid met die partijen zou kunnen onderhandelen.
Op beïnvloeden van de SDAP is dàn zeer zeker kans, want men voelt zich daar heel erg onbehagelijk, maar men is te zeer in een bepaalde richting gegroeid om zèlf tot een nieuwe oriëntatie te kunnen komen. Anderen moeten, los van de SDAP, een weg banen waarlangs die partij dan later wel zal willen gaan. En eerst dan komen we in het stadium van een ‘volksbeweging’.
M'n brief is intussen zo lang geworden dat ik op de andere kwesties die U aanraakte niet meer wil ingaan.
‘De Nieuwe Elite’ intussen ontvangen, doch nog niet gelezen. Allerlei bezigheden vertraagden zowel het beantwoorden van Uw brief als het lezen van het boekje.
Als we elkaar eens spreken - U moet zelf maar bepalen wanneer het U gelegen komt, want U bent meer bezet dan ik (na 12 Nov. ben ik deze maand door m'n ‘vergaderingen’ heen) - is er misschien wel gelegenheid om het ‘Christendom’ onder handen te nemen, maar ik hoop dat eerst ‘onze’ partij aan de orde komt.
Met beste groeten
J. de Kadt
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum