Henk van Houten
aan
Menno ter Braak
Rotterdam, 26 augustus 1931
Waarde Menno,
Een oogenblik kom ik je vacantie-rust storen met de, overigens trieste, mededeeling, dat het met den toestand van Hopman, blijkens een dezer dagen hier ontvangen brief, achteruit gaat. Hoewel lichte gevallen als het zijne een langzaam verloop schijnen te hebben, moet men toch bedenken, dat hij al zoolang ziek is. -
Hoe de leiding van de N.R.C. de toekomstige vacature denkt te bezetten - daarvan weet ik niets. Verwonderen zou het mij, zoo zij daarbij veel haast zou maken, nu bezuiniging en uitsparen het motief zijn, waarop wij verder peddelen in deze duren tijd.
Ik schrijf je dit - zonder te weten of je nog over 'n sollicitatie denkt - opdat een bericht over H.'s heengaan van de N.R.C., of zijn sterven je niet zal overvallen. Want de rijpste overweging is geboden.
Verder. Wees gerust. Zal ik mij niet schuldig maken aan het uitdeelen van ongevraagde raad; wil ik alleen maar hopen, dat, mocht je het leiderschap van de rubriek L. + K. der N.R.C. wèl begeeren, je dan ook weet, wat er aan die baan vast is. Voilà.-
De zomer begint moe te worden. Mogen de buien je plannen niet te veel hebben gedwarsboomd. En nu gegroet; wil ook mijn beleefde groeten aan je Moeder overbrengen. [onleesbaar]
Henk v. H.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum. Briefhoofd Redactie de Nieuwe Rotterdamsche Courant.