Jacques Gans
aan
Menno ter Braak
Parijs, 21 december 1937
Parijs 21 December '37
18 Rue Monsieur le Prince
Beste Ter Braak,
Rudi van Lier laat mij geregeld je critieken in het Vaderland lezen. Je bespreking van Van Schendels Grauwe vogels en van Texeira de Pascoaes' Paulus hebben mij zeer getroffen; vooral de laatste dat bijna een zelfstandig essay over mystiek-antimystiek geworden is en dat ik ook zonder het boek zelf gelezen te hebben waardeeren kon. Maar het boek interesseert mij nu ook en als je soms een exemplaar van die vertaling zou kunnen bemachtigen voor mij, houd ik mij aanbevolen.
Over het onderwerp religie en communisme heb ik voortdurend gesprekken met Rudi van Lier, min of meer gebaseerd op je Nieuwe Christenen. Ik wil daar niet op vooruit loopen, omdat ik daar bij het hoofdstuk ‘[Veraart] en het kropgezwel’ op terug kom.
l'Espoir van Malraux verscheen intusschen, en verleent alle stof om jouw theorie te bevestigen. De stof, die mijn tegenovergesteld standpunt vertegenwoordigt, wordt langzamerhand in de landen van Europa uitgemoord en op de binnenplaatsen van de gevangenissen in Barcelona en Madrid gefusilleerd. In het heele boek van Malraux wordt angstvallig over deze dingen gezwegen. Geen woord geen zinspeling op de vermoording van Durutti, Andrés Nin, Marc Rhein enz. Malraux is op zijn beurt slachtoffer geworden van de partijreligie, ook al tracht hij deze ‘strijd’ te interpreteeren. Hij bevestigt helaas de indruk, die ik in een gesprek met hem kreeg, dat hij zijn critisch inzicht volmaakt aan zijn drang tot actie heeft opgeofferd. Passages uit ‘La Cond H.’ zooals het gesprek met [onleesbaar] te [Hankou], de beste uit het geheele werk, ontbreken in dit boek volkomen. Het is triest in Malraux een zoo [tam] offer van het partij jezuïtisme terug te vinden. Spanje bewijst dat het eene jezuïtisme, het andere nooit overwinnen kan. Daar is juist iets essentieel anders voor noodig. Het is de vloek van het z.g. anti-fascisme, dat het zich zoo naïef en zonder controle der werkelijkheid in de armen van het eene jezuïtisme wierp. Op al deze dingen zal ik uitvoerig in een boekbespreking terugkomen. Het is voor mij duidelijker dan ooit dat wat de kracht van het communisme uitmaakt, zijn antireligieus element uitmaakt. Dat in zijn degeneratie vorm van het Stalinisme b.v. alles naar religie stinkt, lijkt mij dit uitgangspunt te bevestigen. Het is absurd deze twee [onleesbaar] verschillende dingen met elkaar te verwarren. Het z.g. anti-fascisme is als angstuiting een mystieke beweging en het is logisch dat het zich vastklampt aan het russische jezuïtisme en de volksfront-mystiek, die beiden evenwel een abstractie vormen der redelijke werkelijkheid en als abstractie ook zullen ondergaan. Wanneer je het marxisme, dat zich er
mee bezighoudt de reële factoren in de geschiedenis te scheiden van de abstracties, ook een religie noemt, dan wordt redeneeren natuurlijk moeilijker.
Ik zal je binnenkort een brochure van Paul Lafargue toesturen om je een ‘heidensche’ kant van het Marxisme onder oogen te geven. Je zou je dat essay een oogenblik in 't russisch vertaald in millioenen exemplaren verspreid in Rusland moeten voorstellen.
Ik werk hard aan ‘Tegen den Stroom’ en hoop half Februari klaar te zijn.
Fred Batten schreef mij dat du Perron een aandeel van mij wil hebben. Ik heb het hem gestuurd, doch voor het geld hier kan zijn duurt een eeuwigheid.
Indien jij mij dit tientje zou kunnen voorschieten, bewijs je mij een zeer grooten dienst. Dan zal ik du Perron per luchtpost schrijven, dat hij het bedrag aan jou toestuurt. Schrijf je mij even of je dit zou kunnen doen?
Je critiek op mijn stuk in Gr. Ned is natuurlijk volkomen juist. Indien ik het bedrag daarvoor niet meer dan een jaar geleden ontvangen had, zou ik het ook stellig teruggetrokken hebben. Per drukwerk stuur ik je een fraai stuk ‘Polizeikultur’.
Met hart. groeten ook aan Ant
je
Gans
Origineel: particuliere collectie