Menno ter Braak
aan
N.A. Donkersloot (Zuoz)
Rotterdam, 8 juni 1931
Rotterdam, 8 Juni 1931
Beste Nico,
Je antwoord in het Critisch bulletin las ik. Mij dunkt dat je beter geen antwoord had kunnen geven dan dit, waar geen argument in voorkomt, en waardoor aan het publiek op unfaire wijze wordt gesuggereerd, dat ik een ‘gratis lulpraatje’ over je verkocht heb, waarin geen verstandig woord wordt gezegd. Soit! Je repliek zou, als ze mij zou moeten treffen, ook Busken Huet b.v. moeten treffen, die vrijwel zijn heele leven aan dergelijk ‘gemeier over elkaar’ heeft besteed. De zaak was voor mij een principieele quaestie in een persoonlijk kleed; jij maakt er nu een relletje van, een botsing op een straathoek, met een moraliseerend: werk toch liever! Dat kun je mij nu niet bepaald verwijten, zou ik zoo zeggen, dat ik niet werk; het is bepaald gênant, zooveel als ik schrijf! En bovendien: dat artikel over jou heeft me niet van mijn werk afgehouden, het werd tusschen het eten en de thee geschreven.
‘Fausten en Faunen’ vind ik een boek om respect voor te hebben; dat heb ik trouwens duidelijk genoeg laten merken in mijn aanval, dat het om gebrek aan respect voor je intelligentie bij mij niet gaat! Wat ik je Haagsche Post-standpunt noem, is niet de qualiteit van je stijl of het gehalte van je overwegingen, maar je uiteindelijk gemis aan keuze, aan durf, dat je zelf tot een soort schijn-objectiviteit idealiseert. Zoo ook weer in de N.R. Ct., over Marsman en Du Perron; ik bewonder je gemakkelijke wijze van intelligent schrijven, maar je durft geen ja of neen zeggen tegen deze lieden, je ‘wenscht’ ze hoogstens dit of dat, wat ze juist tot vervelende individuen zou maken! Ik ben het geheel eens met je reserves, maar je schakelt weer onmiddellijk jezelf uit, waardoor het oordeel weer aan het zweven gaat. Zoo is het in F. en F. ook; ieder opstel is goed, maar als je het boek uit hebt, ontschiet je de persoon van den essayist Donker weer vanwege zijn sublieme anonymaat.
Het boek van Askanasy wil ik graag hebben, als ik met bespreking tot de zomervakantie kan wachten.
M.h. gr. tt.
Menno ter Braak
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum