Dirk Coster (Amersfoort)
aan
Menno ter Braak
[voor 30 april 1927]
Hooggeachte Heer Ter Braak,
Met dank uw antwoord voor de enquête ontvangen. Uw bezwaar deel ik niet in zekeren zin; in zekeren zin, want gedeeltelijk ga ik met u mee, ook in Verz. Proza (Stem-manifest) vindt u de gedachten over ‘intensiteit’. Daar staat echter dat intensiteit zich vanzelf zijn richting zal scheppen, een richtinglooze intensiteit als beginsel lijkt me onhoudbaar en zelfs tamelijk bedenkelijk op den duur.
Met vreugde heb ik uw essay geplaatst: een 10 tal abonnés zal waarschijnlijk in die vreugde deelen. Op méér aandacht kunnen we niet rekenen. Ik hoop daarom, dat u me spoedig ook wat kleiner stukken zult willen zenden om 't evenwicht te herstellen. Wel zou ik u sterk aanraden, b.v. bij Boosten en Stols, dit stuk, fraai gedrukt, afzonderlijk uit te geven. 't Is 't meer dan waard. Ik wou maar zeggen dat die 10 abonnés het tijdschrift geenszins dragen, - ik voel heel veel voor de stukken die U noemt, - over La Rochefoucault en André Suarès. Het zijn toevallig die schrijvers, waarmee ik zelf in nauwe verbinding heb gestaan.
Ik ben dus zeer benieuwd te ervaren hoe U, als vertegenwoordiger der jongeren, op deze schrijvers reageert.
Hopend dus spoedig iets van U te mogen ontvangen,
met vr. gr.
Uw dw Dirk Coster
Ook voor korte bespr. houd ik me aanbevolen. Kent U Défence de l'Occident van Massis, dat ik juist ontving?
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum