Briefwisseling Menno ter Braak - Centrale Commissie Filmkeuring
Menno ter Braak
aan
de Voorzitter der Centrale Commissie Filmkeuring, D. van Staveren
Amsterdam, 4 april 1928
Amsterdam, 4 April 1928
De Heere D. VAN STAVEREN
Voorzitter der Centr. Comm. Filmkeuring
Hoefkade 602, DEN HAAG
Zeer geachte Heer
Van den Heer ds. Henri Ledeboer te Amsterdam, lid der Centr. Keuringscommissie, gewerd mij een schrijven, waarin hij mij mededeelde met U over een eventueel lidmaatschap van een lid van het Bestuur der Nederlandsche Filmliga te hebben gesproken. Naar aanleiding van dit schrijven legde ik deze quaestie aan mijn medebestuurderen voor, met dit resultaat, dat ik mij bij een eventueele vacature in de Keuringscommissie gaarne als candidaat beschikbaar zal stellen. De Liga zal het zeer waardeeren in de keuring der films op deze wijze geïnteresseerd te zijn.
Zooals U wellicht uit het tijdschrift ‘Filmliga’ bekend zal zijn, sta ik persoonlijk op het standpunt, dat de Bioscoopwet op een onjuist principe gebaseerd is, maar, nu zij eenmaal is tot stand gekomen, door een zoo loyaal mogelijke toepassing moet worden in practijk gebracht. Ik veroorloof mij nog even terug te komen, op het door U eertijds aan den Heer van Wessem toegezegde artikel over de Bioscoopwet voor het blad ‘Filmliga’. Daar wij juist van één van onzer bekende journalisten een artikel tegen de wet ontvingen, zouden wij het zeer op prijs stellen, wanneer wij als hoofdartikel in het Aprilnummer een pleidooi van Uw hand zouden kunnen brengen. Ik hoop, dat U daarvoor een oogenblik tijd kunt vrijmaken.
Intusschen, met de meeste hoogachting
Menno ter Braak
secr. Ned. Filmliga
Kopie: Den Haag, Letterkundig Museum