‘Onweer’: prozadebuut van M. Vagalis
Leerboek in de Boekenweek
Dit jaar is het Geschenk ter gelegenheid van de Nederlandsche Boekenweek, uitgegeven door de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, een bijzondere verrassing. Niet vanwege den vorm; ook thans zijn drie novellen door een zorgzame redactie bijeengebracht en ditmaal gebonden in iets, dat ik een mijner kennissen niet oneigenaardig hoorde betitelen als ‘eelt’; het buigt, maar het is tevens sterk als een pantser. De inhoud is dus degelijk beveiligd tegen beschadiging. In een voorwoord, dat wel zeer geprononceerd getuigt van haar verantwoordelijkheidsgevoel, verklaart de redactie (Emmy van Lokhorst en Victor E. van Vriesland) te hopen, dat haar keuze ‘de liefde voor ons eigen proza zal versterken in een tijd, dat de boekenmarkt met vertalingen van buitenlandsche middelmatigheden wordt overstroomd.’ Dat is niet heelemaal fair play; er verschijnt ook in het binnenland veel middelmatigs, en daarop had men zeker evengoed mogen wijzen. Binnen- of buitenland, het zijn relatieve begrippen, die niets met de qualiteit te maken hebben.
Maar om al deze dingen is het Geschenk 1940 nog geen verrassing. Ook niet, omdat alle drie novellen (geheel toevallig) moord neigingen tot onderwerp hebben; want deze neigingen worden op zoo verschillend plan gerealiseerd, dat men er geen enkele conclusie uit mag trekken over het epidemisch karakter dezer neigingen bij onze schrijvers. De verrassing is het prozadebuut van M. Vasalis, tot dusverre alleen bekend als dichteres van een aantal zeer curieuze verzen, die zich door haar verhaal Onweer ontpopt als een onzer beste prozaïsten tout court.
* * *
Door de aanwezigheid van dit superieure verhaal wordt het Geschenk meteen een leerboek voor het lezen van litteratuur. Want de twee andere deelnemers, Egbert Eewijck met De Getuige en Jan Campert met Deez' kleine Hand, die ieder voor zich ongeveer presteeren wat zij presteeren kunnen, vallen naast Vasalis wel erg af. En toch is vooral Eewijck hier in zijn genre lang niet slecht vertegenwoordigd; zijn in den gebruikelijken tegenwoordigentijdstijl geschreven verhaal van een moord en de daarop volgende neiging van den moordenaar om zichzelf te verraden (Rasnikolnikow-complex in bescheiden afmetingen) is sober verteld met de middelen van het realisme en ‘doet het’ wel; Campert zocht het meer in de romantiek, hij brengt het hier niet verder dan tot een middelmatig ik-verhaal met ingelaschte dagboek- en brieffragmenten, die untmonden in een geheimzinnige uitgescheurde Shakespeare-pagina: ‘all the perfumes of Arabia will not sweeten this little hand’ (‘Macbeth’); ook hier moord in de lucht. De leesles voor de Boekenweek bestaat nu hierin, dat de lezer in staat is deze twee gemiddelde verhalen te leggen naast een eersterangsnovelle. Hij kan constateeren, hoeveel de auteur van zulk een novelle met een minimum aan expressiemiddelen kan zeggen, terwijl de gemiddelde prozaïst altijd met conventioneel ‘vulsel’ werkt, om zijn stof wat behaaglijker op te disschen; een gesprekje hier, een kleurtje daar, dat is de techniek, waar een schrijfster als Vasalis ver bovenuit is gekomen. Haar Onweer (een geschiedenis van twee zonderlingen en een moordenaarsspelletje in een oasehotel in Zuid-Afrika) is een verhaal vol poëzie, maar die poëzie is geen fraaie ‘beschrijvingskunst’; zij begeleidt een onbarmhartig-directe, en tevens
superieur-humoristische psychologie, die soms even aan Slauerhoff doet denken, wat de sfeer, of aan enkele van Huxley's beste novellen, wat de psychologische pointe betreft; maar de toon heeft iets geheel eigens, iets dat wijst op een zeer persoonlijke combinatie van factoren. Van iemand, die dit geschreven heeft, kan men heel bijzondere dingen verwachten; het rijk van Eewijck en Campert eindigt, waar dat van Vasalis pas goed begint.
Hoewel onopzettelijk vestigt het Geschenk 1940 ditmaal dus ook de aandacht van het publiek op het qualiteitsverschil in de letterenwereld; iets, waarvan bij de algemeene hartstocht om de menschen tusschen 2 en 9 Maart in de boeken te zetten dikwijls maar weinig notitie wordt genomen. ‘La littérature qui compte’: men vindt haar in de novelle van M. Vasalis voortreffelijk gerepresenteerd.
M.t.B.