Vaderlandartikelen 1939
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermdGeen onzijdigheid, maar vrijheid van het geweten, zegt prof. Huizinga
| |
De weg terugIn dit boekje toont Huizinga zich (daarop komt het toch eigenlijk neer) geheel en al de man der algemeene begrippen, die als abstracte beginselen geacht worden de wereld te regeeren, te moeten regeeren althans. Deze abstracte beginselen zoekt Huizinga, zij het zonder dogmatische strengheid, in het verleden. ‘Indien de wereld’, zegt hij, ‘niet den weg terug vindt (ik spatieer, M.t.B.) naar een zekere overeenstemming aangaande de grondslagen van het gemeenschapsleven, zooals die overeenstemming vele eeuwen lang heeft bestaan, den weg naar de idealen van menschelijkheid en recht, zooals alle groote godsdiensten en alle stelsels van wijsbegeerte ze tot in de vorige eeuw (ik spatieer, M.t.B.) beleden hebben, dan blijft slechts de chaos en barbarie te wachten’. Hier is de terugblikkende geest aan het woord, die de waarden van het verleden weer als maatstaf zou willen doen gelden voor het heden en de toekomst, die in zijn diepste binnenste schijnt te gelooven, dat het ‘tot in de vorige eeuw’ nog goed (of tamelijk goed) is geweest, maar dat daarna het ijzeren tijdvak is aangebroken, dat mogelijk aan den ondergang der wereld (‘chaos en barbarie’) voorafgaat; het hypernationalisme is voor Huizinga een van de teekenen, dat de Booze los is, of los dreigt te komen. Wanneer men onze wereld zoo aanvoelt, kan men voor haar inderdaad nog slechts heil verwachten uit herstel van het oude, dat identiek wordt geacht met ‘de algemeene normen van waarheid en recht’. Op dit punt echter gaan de wegen van prof. Huizinga en vele ‘na-oorlogsche’ Nederlandsche intellectueelen uiteen; wij erkennen, dat men ‘waarheid en recht’ in onze cultuur niet kan verwerpen, op straffe van in de gangstermentaliteit te belanden, maar wij weigeren daarin speciaal een privilege van het verleden te zien, of uit de ‘algemeenheid’ dier begrippen af te leiden, dat zij vroeger zooveel rigoureuzer gegolden hebben dan nu. Het tegendeel lijkt mij zelfs waar; ondanks zijn geperfectioneerde moordenaarswerktuigen van thans is de mensch geciviliseerder geworden; zelfs de concentratiekampen zijn met hun perversiteit en sadisme een bewijs voor de temming van het roofdier, zij het hier dan ook in de walgelijkste vormen, die van de verdrongen wreedheid. Het verschil ligt elders: de barbaarschheid en wreedheid der Middeleeuwen was directer en spontaner dan die van de twintigste eeuw, en daarom konden deze roofdieren ook slechts getemd worden door algemeene begrippen van absolute hardheid: een soort ‘contra-wreedheid’ van den geest. Waarom zouden wij deze algemeene begrippen, die voor onze wereld niet meer deugen, terug verlangen? Onze waarheid en ons recht hebben een andere kleur, een andere algemeenheid! | |
De begripsvervuiling.Deze idealiseering van het verleden, zij het dan ook slechts in zijn begrippen, kan m.i. nooit de taak der neutralen bepalen, evenmin als zij de maatstaven voor onze cultureele werkzaamheid kan leveren. De neutraliteit is, zooals Huizinga terecht doet uitkomen, geen onzijdigheid van geweten; de ‘neutrale’ cultuur tracht, zoolang het mogelijk is, via deze neutrale positie haar stem te laten hooren tegen de (inderdaad algemeene!) begripsvervuiling; zij moet daarom de begripszuiverheid trachten hoog te houden, en daarin kan men inderdaad een zeer belangrijke taak zien. Maar als ik hier van begripsvervuiling spreek, bedoel ik niet, dat er werkelijk vuil geworden begrippen bestaan; er zijn evenmin vervuilde als algemeene begrippen, er zijn slechts menschen, die woorden gebruiken, en als men begrippen beoordeelt, beoordeelt men menschen, concrete menschen Wie zich tegen begripsvervuiling richt, richt zich slechts indirect tegen woorden, omdat het gebruik der woorden slechts een houding van menschen symboliseert. Daarom is veel van wat Huizinga zegt tegen concrete verhoudingen gericht en als zoodanig voor concrete doeleinden bruikbaar ook al doet de abstracte fundeering zijner theorie het vaak anders schijnen; maar dat hij in deze brochure op zijn sterkst is, kan men niet beweren. M.t.B. |
|