Vaderlandartikelen 1939
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermd
De reeks, opgezet door de Mij der Nederlandsche Letterkunde en de Kon. Vlaamsche Academie
| |
Geestelijke Epiek der Middeleeuwen: het eerste deel der reeks.Het dezer dagen verschenen eerste deel der reeks (waarvan de redactie berust bij dr A.H. Cornette, mr P.N. van Eyck, dr J. van Mierlo S.J., dr H.W.E. Möller, dr R. Verdeyen, dr Jan de Vries en dr J. Wille) wijst reeds in de goede richting. Wij mogen het waarschijnlijk als model beschouwen voor wat volgen gaat en daarom mogen wij wel even bij het uiterlijk stilstaan. Dit deel Geestelijke Epiek der Middeleeuwen, door prof. dr J. van Mierlo S.J., voldoet in vrijwel ieder opzicht aan de eischen, die men aan een goedkoope en toch soliede boekuitgave kan stellen. De druk is duidelijk, de bladspiegel aangenaam, de halfleeren rug degelijk, het linnen van den band sober van toon. Het moet, dunkt mij, voor iederen boekenliefhebber 'n genot zijn honderd deelen in dit formaat in zijn kast te hebben! Uitgeefster is de Uitg.-Mij Elsevier te Amsterdam, die dus eer van haar werk heeft.
Dit deel geestelijke epiek is uiteraard een keuze uit de omvangrijke stof. Prof. van Mierlo heeft die keuze met een korte inleiding verantwoord; hij geeft hier een duidelijke karakteristiek van het samengestelde phaenomeen, dat hij behandelt. Dat niet uitsluitend het ‘aesthetisch-mooie’ bij de keuze den doorslag zou geven, ligt voor de hand; een groot deel van de geestelijke epiek der middeleeuwen is zonder belangstelling voor de structuur van het toenmalig geestelijk leven moeilijk te apprecieeren; maar het is niet in te zien, waarom zulk een structuur niet een grooteren lezerskring zou interesseeren, omdat veel ervan ons nog direct aangaat. Het ‘aesthetische’ spreekt uit deze teksten dan ook het sterkst, wanneer men begint met zich los te maken van het aesthetische vooroordeel, dat alle belangrijke uitingen van den menschelijken geest zoo maar voor het grijpen liggen. Men vindt hier natuurlijk de ‘Beatrijs’ legende, die van onze geestelijke epiek wel een der opmerkelijkste voortbrengselen is. Voorts o.m. fragmenten uit het naïeve ‘Van den Levene ons Heren’, uit verschillende heiligenlevens, uit ‘Theophilus’ en ‘Van Sente Brandane’. De motieven in deze teksten verwerkt zijn vrij simpele varianten op het geloofsthema der middeleeuwsche katholieke wereld; in de eerste plaats is er het telkens terugkeerende conflict van God en Duivel, Goed en Kwaad, dan zijn er de mirakelen, de genade, de Maagd Maria, die in dit geding een bemiddelende rol spelen. Uit de argeloosheid, waarmee deze literatuur (die zeker geen literatuur is in den hedendaagschen zin des woords) is opgeteekend, spreekt een geest, dien wij niet meer kennen; iets van de universaliteit der middeleeuwen komt ons tegemoet uit deze bladzijden, waarvan het grootste deel den gemiddelden lezer geheel onbekend is Wanneer de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op den ingeslagen weg voortgaat, zal zij zeker de belangstelling vinden voor haar werk, die zij hierdoor verdient. Er is in de laatste jaren vele kwaad van haar gesproken. en niet ten onrechte, maar door dit initiatief maakt zij veel goed. M.t.B. |
|