Vaderlandartikelen 1939
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermdZielens' romantisch realismeJef Last, De Laatste Waarheid (Brusse, Rotterdam 1938).
| |
Gebrek aan humorMisschien moet ik een paar procenten van mijn desillusie toeschrijven aan de verwachtingen, waarme ik aan de lectuur begon. Tenslotte hèèft men als lezer verwachtingen van iemand, die in de loopgraven heeft gelegen en het drama van een volk in eigen persoon kon aanschouwen. Van die ervaringen is echter blijkbaar in de marechausseekazerne te Zundert niets meegenomen; noch wat het gegeven, noch wat den toon betreft, heeft De Laatste Waarheid iets te maken met een drama. Het is een poging tot satire. maar van een soort, die het huilen nader brengt dan 't lachen, hoewel de auteur het er op gezet heeft geestig te zijn. Dat is juist het ellendige van dit boekt het is volgepropt met grapjes. door iemand. die òf niet het minste gevoel voor werkelijken humor heeft. òf aan zijn gevoel voor werkelijken humor op geenerlei wijze uitdrukking vermag te geven. Wat bv. Paul van Ostayen, dank zij een meedoogerloos-precieze zeggingswijze, wel kon. nl. een satire schijven, dat mislukt bij Last te eenenmale. Het kan aan mij liggen: maar toen ik het boek uitgelezen had, wist ik nog niet, waar deze satire nu eigenlijk op sloeg.
Eerst maakt men kennis met een privaatdocent Alexej Mildred. die in een circus terecht komt. bij wijze van reactie op de verslaafdheid aan Marx, als ik goed begrepen heb, want over Marx worden en passant nog eenige onmogelijke en vrij onleesbare zinnen gedebiteerd, zooals b.v. deze: ‘Bij Marx was veeleer, en hoewel hij het telkens in de practijk van zijn werk weer veraat, sprake van een soort driehoeks-causaliteit met tegengestelde oorzaken, die een synthetisch en bijna onherkenbaar resultaat hadden, omdat tegelijkertijd veelal. bij de nieuw gevormde waarde, de quantiteit in qualiteit omsloeg’. (Dit betoog wordt geleverd door een zekeren Ralph Miroens, vriend en ‘tot op zekere hoogte sambal in de al te taaie wetenschappelijke rijst van Alexej’; wie lacht daar?). Alexej komt in aanraking met het circusmeisje Astarte; zij maken samen carrière in het profeteeren, richten er zelfs een heel paleis voor in, waar de chique de toekomst verneemt. Maar midden in het boek loopt het zoozeer spaak, dat Alexej zich het hoofd met een scheermes afsnijdt; exit Alexej, Ralph wàs allang uit onzen gezichtskring verdwenen. De smakelijke Astarte wordt nu de vennoote van den democratischen dictator, consul Meelin, en nu bereiken Lasts satirische lusten hun hoogtepunt, ten minste dat vermoed ik, want meer dan vermoeden kan ik niet, aangezien mij de satire volkomen is ontgaan. Meelin speelt het gewone hooge spel van iemand, die op Napoleon lijkt, hij wordt ten slotte ten val gebracht en schijnt zich op de laatste pagina gelukkig te bevinden door een zoen van de meer gemelde Astarte. Wie een satire schrijft, ziet welbewust van een realistische weergave af; hij trekt de beschrijving van personen en zaken samen op groteske details, op scherp waargenomen en als karakteristieke ‘speciale kenteekenen’ opgediende kleinigheden, die deze personen en zaken typeeren. Maar om dat te doen, moet de schrijver een menschenkenner zijn, die het typeerende van het onbelangrijke kan scheiden; dat nu kan Last in het geheel niet. Hij heeft (of manifesteert althans) geen schijn van humor, hij gooit de zaak daarom in het gekke om vooral maar satirisch te kunnen zijn, hij stapelt de eene onmogelijkheid op de andere, met het gevolg, dat de lezer verdwaalt in een oerwoud van schimmige wezens, waarvan hem wordt verzocht een en ander te accepteeren, met name hun ontzettend getheoretiseer. Geschreven kan men bovendien De Laatste Waarheid nauwelijks noemen; het moet, dunkt mij, afgeflodderd zijn in een tempo, waarvoor zelfs de marechaussee bewondering zal hebben gehad, want aan gemeenplaatsen, verschrijvingen en krukkige zinnen is geen gebrek.
Zoo staan De Spaansche Tragedie en De Laatste Waarheid, Lasts laatste boeken, weer tegenover elkaar als twee uitersten van zijn persoonlijkheid, die elkaar ontmoeten in een geweldig vraagteeken. | |
Familiegeschiedenis en politiekIn de politieke sfeer brengt ons ook het slot van Lode Zielens' roman De Dag van Morgen, die als ‘familieroman’ begint. Na de lectuur van Jef Lasts satirische experiment heeft men hier tenminste het gevoel van tusschen bekende, overbekende kategorieën te wandelen: hetgeen op zichzelf niet eens een compliment is voor Zielens. Lode Zielens behoort tot die Vlaamsche romanciers, wier werk gedegen ‘second rayon’ is; het heeft er alle qualiteiten en ook alle tekortkomingen van. Vergelijkt men zijn stijl b.v. met dien van Elsschot of Roelants. dan springt het tweederangsche ervan direct in het oog; Zielens is vaak sentimenteel, melodramatisch zelfs, hij deinst ook niet voor de grove effecten van een gemakkelijk gehanteerd realisme terug. Maar hij kan soms heel goed schrijven, wanneer hij zich niet laat verleiden tot de romantiek, die de tegenkant van alle realisme is, zoodra het wat oppervlakkiger wordt gehanteerd. De inzet van zijn boek is b.v. zeer geloofwaardig; hier wordt de totstandkoming van een huwelijk beschreven, waaruit later de eigenlijke held, Bertje, geboren zal worden. Deze Bertje wordt de dupe van de vervreemding tusschen vader en moeder, waaraan de ongelijkheid der temperamenten schuld is; Zielens lijkt mij op zijn best, waar hij zich bepaalt tot dit soort familieconflicten. Gaandeweg, terwijl het jongetje opgroeit en man wordt, laten de bezwaren van het genre zich sterker gelden; vooral de latere hoofdstukken. betrekking hebbend op Berts verhouding tot zijn jeugdliefde Elisabeth (het meisje, waarmee hij later trouwt en waardoor hij met de socialistische beweging in aanraking komt) zijn veel minder zorgvuldig en rhetorischer geschreven dan het eerste deel van den roman. Evenals in het boek van Last (maar hoe geheel anders van toon!) is het slot van De Dag van Morgen een individualistisch motief: Bert, die zich wil opofferen door in Spanje te gaan vechten, kiest eindelijk toch het gezin als de plaats, waar hij thuishoort. Door die oplossing vindt Zielens toch een conclusie, die niet boven het niveau van zijn stijl ligt.
Menno ter Braak. |
|