Vaderlandartikelen 1938
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermd
Jacob Burckhardts onphilosophische denkwijze
| |
ElsevierAan de hand van eenige prachtige illustraties beschouwt A.M. Hammacher in Elsevier het ‘levenswerk’ van Willem van Konijnenburg, ‘De triomf van St Thomas van Aquino’. Een van zijn conclusies worde hier overgenomen:
‘Men heeft in ons land onder de jongeren wel eenige kunstenaars als Charles Eyck en Joep Nicolas, die ons verwend hebben met een veelheid van figuratie als het op groote vlakken of ramen aankwam. Doch men kan van deze kunstenaars niet zeggen, dat hun figuratie eenige differentiatie zou zijn met hetgeen Van Konijnenburg geeft. Zij geven meer een habiel spel, waar veel schablone in zit en hebben dit lichte en wel eens amusante spel te opzettelijk bedreven om de eerste charme te behouden. Er is spoedig armoede gekomen in dezen schijn van rijkdom. In zekeren zin is ook het monumentale werk van Roland Holst tegengesteld aan dat van Van Konijnenburg, hoezeer deze figuren van zoo uiteenloopende structuur ook in dieperen zin verbonden zijn door hetgeen men zou kunnen noemen een verwante innerlijke en geestelijke gezindheid. Roland Holst zoekt de beperking en heeft de wonderlijke kracht der vereenvoudiging in zich. De concentratie is bij hem gericht op slechts enkele figuren. Hij zet alles op eenige kernen, diept uit en zet door, voortdurend zich richtend naar een beperking van de veelheid. Terwijl Van Konijnenburg juist die zeer gedifferentieerde menigte van motieven mint en pas goed op dreef lijkt als hij maar kan ontvouwen en uitwaaieren naar alle kanten. In het baas worden en meester blijven van deze tot het karakter behoorende krachten ligt de strijd van dezen strijdenden kunstenaar. Waar strijd is zijn gevaren. Juist het bewustzijn van die gevaren verhoogt de diepe eerbied waarmede wij in dit groote en late werk van den zeventigjarigen kunstenaar de synthese tegemoet treden, de zege van dit doorploegde leven. Wij staan er tegenover in het volle besef, dat hierin is saamgevat wat vroeger en later bij deelen tot stand was gekomen. Gij vindt er de herinnering aan den tijd der Limburgsche motieven, aan de ossewagens, aan de Florentijnsche ridders, aan de St Jorissen, de helden te paard, de maagden, de geleerden, de kinderen. Gij vindt er hetgeen elders wel meer nadruk had, maar wat hier stiller en rijper werd overschouwd. Het is een compendium geworden, wat de stof der motieven betreft niet alleen, maar tevens een compendium voor het werk van den schilder. Daarom mag het met recht en zonder eenige overdrijving een levenswerk worden genoemd. Men zal voortaan naar Zwolle moeten reizen, wil men ten volle een indruk kunnen krijgen van hetgeen Van Konijnenburg heeft gewild, gekund en bereikt.’ Dr E.H. ter Kuile schrijft over de restauratie der nieuwe Kerk te Delft, M.G. Dozy over het openluchtspel te Salzburg (Faust). Wouter Paap wijdt een uitvoerige en heldere bespreking aan Hindemiths ‘Mathis der Maler’. Aan de literaire helft hebben o.a. Peter van Steen, Eric van der Steen en Theo J. van der Wal bijgedragen. * * *
Helikon is ditmaal geheel gewijd aan poëzie, die Em. van Loggem bewerkt heeft naar Langston Hughes, den Amerikaanschen negerdichter. | |
Interview met Top NaeffDe Tooneelspiegel publiceert een interview met Top Naeff, die van meening is, dat wij thans geen groote regisseurs hebben.
‘Dat heeft het Vondelfeest, dat uit tooneeloogpunt niets geworden is, opnieuw bewezen. Men heeft, om een enkel bezwaar te noemen, ook niet ingezien, dat het niet aangaat, om iederéén maar terstond aan het zeggen van Vondelverzen te zetten! En nu komen wij weer op het terrein van de dubbeltjes: wanneer vandaag of morgen uit de rijen der tooneelmenschen een groot regisseur naar voren zou treden, dan zou deze, wilde hij kans van slagen hebben, toch eerst een oefenterrein moeten krijgen, hij zou volop de gelegenheid moeten hebben zijn acteurs en actrices te leeren kennen. En dat is allemaal een kwestie van geld! Laat zoo'n man eens iets doen, wanneer hij uur aan uur zijn hersens zou moeten afpijnigen met het uitdenken van bezuinigingen, om de geëngageerden aan hun gages te helpen!’
Top Naeff liet voorts doorschemeren, dat zij misschien in de naaste toekomst weer voor het tooneel zal gaan schrijven.
H.P. van den Aardweg schrijft over den zestigjarigen Verkade, Ed. Veterman roert in het Antwerpsch ‘tooneelschandaal’ (het passeeren van Joris Diels bij de schouwburgbenoeming). * * *
In Onze Taaltuin behandelt prof. dr Jac. van Ginneken de smak- of zuigklanken. A. de Witte besluit zijn studie over de taalinstrumentatie van Aart van der Leeuw.
* * *
De Nieuwe Gids brengt o.m. bijdragen van Maarten Vrolijk. H.W. Sandberg, Jac. Hiegentlich, Will Wemerman, J. van Oudshoorn en Elisabeth Augustin. D.A. de Graaf schrijft een beschouwing over Tristan Corbière. M.t.B. |
|