Vaderlandartikelen 1938
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermdOp de bres voor het individualistisch klimaat
| |
Volkspoëzie, maar geen ‘volksche’ poëzie.Men behoeft niet te vragen, welke gemeenschap hier ‘aanbevolen’ wordt: het is de gemeenschap dergenen die geen gemeenschap vormen, die overal en nergens zijn, de gemeenschap der ‘honnêtes homnes’; het is de gemeenschap ook der ‘vernuftige mannen’, die de dichter elders tegenover de ‘korporaals en knechten’ stelt. Greshoff noemt zijn Ikaros Bekeerd een leerdicht: welnu, het didactische element erin is hetzelfde als wat ik hierboven de propaganda noemde. Niet het conflict van Ikaros, den opvliegende die neerstort, is hier het eigenlijke hoofdmotief, want zoowel de òpvliegende als de weer neergedaalde Ikaros (die immers merkwaardig onbeschadigd is terecht gekomen!) zijn druk bezig met de aarde en de organisatie (subs. disorganisatie) harer bewoners; hoofdmotief is de individualistische leering, die in de vormen der poëzie (schimp- en lof poëzie) uit de Ikaros-fabel naar voren komt. De ondertitel ‘leerdicht’ is zeer juist gevoeld; de twee Ikaros-episoden zijn twee aspecten van den éénen Ikaros-Greshoff: zijn bohéme-élite-aspect (opvlucht) en zijn burger-democraat-aspect (terugkeer); zij bestaan naast elkaar, er is geen tragedie tusschen die twee, want zij zingen beiden den lof van het individualistisch klimaat, waarin het alleen goed ademen is. Deze propagandist is een leerdichter zonder de verveling, die het genre zoo vaak aankleeft; want als hij leert is het om te bezielen, niet om den expliceerenden frik uit te hangen. Ikaros Bekeerd lijkt mij de dichterlijke bekroning van Greshoffs ‘propagandistische’ periode, die begint met De Najaarsopruiming en Examen de conscience, om zich voort te zetten in Janus Bifrons, Pro Domo, Jean-Jacques in 1933. Voces Mundi en Een Verloren Zoon. Men vindt in dit leerdicht telkens motieven uit die vroegere cycli terug, terwijl Greshoffs tegelijk bezield-rhetorische en innig-poëtische toon. die karakteristiek is voor al dit werk, hier zoo gedurfd mogelijk klinkt. Als het bekende en zelfs afgezaagde woord over den stijl en den man ergens zin heeft, dan wel ten opzichte van Greshoff; zijn stijl wordt bij navolging door anderen (waarvan hij tegenwoordig nogal veel last heeft) onmiddellijk vulgair en faciel, maar omdat hij zelf de man van zijn stijl is, weet hij precies met zijn taal te doen wat hij er mee doen wil: beurtelings bezielen en ontroeren. Greshoffs poëzie is eerder volksch dan intellectualistisch, en het is dan ook in het geheel niet bevreemdend, dat zijn verzamelde gedichten in de laatste jaren een betrekkelijke populariteit hebben verworven; hij richt zich als leerdichter niet tot een bepaalde groep met bepaalde problemen, hij richt zich tot allen, die ‘van de prinsmarij verlost willen worden’ en het zwaartepunt van hun leven willen leggen buiten de politieke verdwazing; als zoodanig is zij anti-volksch voor degenen,, die het volk wenschen te vereenzelvigen met humbug en leidersverafgoding, want voor hen is de zuivering, waarop Greshoff aandringt, pure blasphemie. Uit het drukke gebruik, dat deze dichter maakt van spreekwijzen en gemeenplaatsen, blijkt echter duidelijk genoeg, hoezeer, in den besten zin, zijn poëzie volkspoëzie is; dichter dan bij de intellectualistische poëzie staat zij bij het tractaat en de boutade, waarvan zij eigenlijk een poëtische herschepping is. Van deze poëtische herschepping uit, die niemand hem nadoet, moet men de heele figuur Greshoff beoordeelen; alles wat hij verder schrijft is in margine genoteerd bij zijn poëzie en is dan ook, hoe verdienstelijk het soms moge zijn, afspiegeling vàn zijn poëzie. | |
Greshoff in proza.Men vergelijke b.v. het aardige, maar ongelijke boekje In Alle Ernst met Ikaros Bekeerd; het is ongeveer gelijktijdig verschenen en gedeeltelijk iets vroeger geschreven. Het eerste deel, Met Uitzicht op Zee, ontstond tijdens een verblijf in Portugal in 1936 en bestaat uit reisimpressies, vermengd met cultureele en politieke beschouwingen; een genre, dat Greshoff uitstekend beheerscht, omdat hij een onbevangen toeschouwer is, die bovendien den toon der causerie weet te treffen zonder daarom in dat reisgebabbel te vervallen, waarvan het belang alleen duidelijk is voor de familie en kennissen. De ondertoon van deze notities is, ‘in allen ernst’, ernstig, en op dezelfde manier propagandistisch als Ikaros Bekeerd; de afkeer van de stille dictatuur van Salazar, die het individualistisch domein evenzeer bedreigt als de bulderdictaturen elders, is een motief, dat hier steeds weer terugkeert. Met dat al blijft de beschouwingswijze lichtvoetig en anecdotisch en dat is ook de charme ervan; waar de schrijver te nadrukkelijk wordt blijkt altijd weer. en dus ook hier. dat het zwart-wit der propaganda hem meer beheerscht, dan hij het probleem dat hij aan de orde stelt; tenslotte blijven deze zoo sympathieke en amusante hoofdstukken over Portugal.... boutaden; boutaden, die hier en daar door hun ernstigen achtergrond echter de simplistische nadrukkelijkheid van het tractaat nabij komen. Waar die nadrukkelijkheid ontbreekt, waar de causeur door het boeiende land (dat hij zonder toeristenverantwoordelijkheid bereisde) wordt betooverd of geïrriteerd, daar zijn deze bladzijden kostelijke lectuur; zij doen de innemende persoonlijkheid en den heerlijken humor van den schrijver bovendien zeer sterk uitkomen. In het tweede deel zijn onder het niet zeer overtuigende motto In een koffijhuis geschreven een aantal commentaren en critieken ondergebracht, waarin de journalistieke toon helaas veel bederft. De neiging tot propagandistische vereenvoudiging der problemen, tot het gebruiken van onverantwoorde cliché-woorden zelfs, hindert mij op menige pagina, juist omdat dit alles in een boek staat: in een krant gaat dat snel voorbij en is het zelfs ‘vlot’, maar voor een herdruk in boekvorm is de substantie te grof van korrel. Ik zou niet ‘in allen ernst’ van mijn liefde en bewondering voor Ikaros Bekeerd kunnen getuigen. wanneer ik er Greshoff niet een verwijt van maakte, dat hij dit tweede deel in dezen ongezuiverden vorm aan het als geheel toch zoo geslaagde eerste over zijn Portugeesche belevingen had toegevoegd. Menigeen zal de journalistiek als vak, die ook Greshoff bedrijft, verantwoordelijk stellen voor zulke clichés en het is niet onmogelijk, dat daar iets van aan is. Ik geloof echter, dat men het probleem van Greshoffs stijl verderop moet zoeken; het is dezelfde man, met dezelfde eigenschappen, die in Ikaros Bekeerd een meester, in zijn Portugeesche notities een pakkend en bovendien ‘ernstig’ causeur is, maar in zijn critische beschouwingen telkens precies even naast de roos schiet. Daarom behoort m.i. de nadruk te vallen op de polariteit propagandist-denker; naarmate Greshoff meer een ‘zuiver’ denker moet zijn is hij het minder, of anders gezegd: als lyrisch dichter en boutadenschrijver denkt hij voor ons het overtuigendst. Menno ter Braak. |
|