Vaderlandartikelen 1937
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermdDr Dominicus richt zich tegen de ‘anticipatie’
| |
Iedere vorm van onderwijs ‘anticipeert’Trouwens, de redeneering van dr Dominicus wordt door hemzelf ad absurdum doorgevoerd, ‘Ik meen’, schrijft hij, ‘dat we hier te doen hebben met iets, wat in de opvoeding reeds zoo ontzaglijk veel kwaad heeft gedaan: de anticipatie. Ik gebruik dit vreemde woord, omdat het kort en krachtig aangeeft wat ik bedoel, n.l. het te vroeg aankomen met allerlei dingen bij de jeugd. De anticipatie, die jongens en meisjes van 16 à 17 jaar in groote-menschen-avondkleedij naar schoolfuifjes zendt, de anticipatie, die op allerlei wijzen tracht het waas der ongekunsteldheid zoo snel mogelijk van den perzik der jeugd weg te vagen. Zij ook is het die de eerste aanleiding is geweest tot de schoolvoorstellingen met allerlei groote-menschenstukken op het repertoire’. Wij moeten hierbij ten eerste even aanteekenen, dat de schoolvoorstellingen op middagen worden gehouden, en dat er dus van ‘groote-menschen-avondkleedij’ überhaupt geen sprake kan zijn. Maar dit daargelaten: niet alleen het instituut der schoolvoorstellingen, maar het geheele onderwijs berust op wat dr Dominicus met een geleerd woord als ‘anticipatie’ betitelt! Het ‘waas der ongekunsteldheid’ wordt dus werkelijk niet speciaal in den schouwburg van den gemelden perzik weggevaagd; eerder zijn schoolvoorstellingen juist een middel om anticipeerend, theoretisch onderwijs op plastische wijze te verlevendigen! Of wil dr Dominicus het geheele onderwijs soms ook aan het gezin toevertrouwen, met als noodzakelijk gevolg een gecompliceerd leenstelsel van gouverneurs, die als een zwerm bijen van gezin tot gezin vliegen om onder de hoede der ouders hun niet-anticipeerende kennis uit te dragen? De anticipatie uit het onderwijs wegnemen beteekent het onderwijs wegnemen. Dat wil volstrekt niet zeggen, dat men de anticipatie niet kan trachten te veraangenamen; maar kenmerkend voor iederen vorm van onderwijs is nu eenmaal, dat de kennis van de eene generatie op de andere wordt overgebracht, en dat brengt automatisch anticipatie met zich mee. | |
Alles hangt af van de keuze der stukken.In het genoemde artikel critiseert dr Dominicus dan nog de opvoering van Vondels ‘Maria Stuart’ voor de jeugd, die zich daarbij ‘geweldig verveeld’ heeft. Dat is detailcritiek, die te aanvaarden is, want ik geloof met dr Dominicus, dat dit stuk voo personen van 16 tot 19 jaar absoluut ongeschikt is, enkele uitzonderingen daargelaten, omdat het inzicht in de problemen van barok en katholicisme veronderstelt, die men van dien leeftijd niet kan verwachten. Maar vooreerst is deze Vondelvoorstelling door de Gemeente als voorwaarde gesteld en zij komt dus niet voor rekening van de Commissie, die de schoolvoorstellingen in Den Haag organiseert; en verder is dit weer niet te veralgemeenen tot de stelling, dat leerlingen van middelbare scholen geen gevoel zouden hebben voor ‘een ernstig stuk, een klassiek bijv.’; het tegendeel is n.l. waar, en alles hangt hier weer van de keuze af. Dr Dominicus zou er dus m.i. beter aan gedaan hebben zijn critiek te richten op die keuze, als zij volgens hem te wenschen overlaat, in plaats van een nuttig deel van het onderwijs in de literatuur aan te tasten als een ‘schoolfuifje’. Het stelselmatig onderschatten van de jeugd is even ongemotiveerd als de ‘chantage’ met de jeugd, waarvan Ortega y Gasset gewaagde en waarvan men in dictatoriaal geregeerde staten eerstdaags de gevolgen wel zal ondervinden. Het komt mij voor, dat juist de schoolvoorstellingen een waardevol element vormen om een ‘tusschensfeer’ tusschen deze extremen te scheppen. M.t.B. |
|