A.J.D. van Oosten, Elsje Katrina (Uitg. Het Poirterstonds, Eindhoven 1937).
‘Men moet’, aldus wordt door den uitgever van ‘Elsje Katrina’ meegedeeld, ‘in het boek minder een poging tot behandeling der moderne problemen zien, dan wel tot het schrijven van een goed, leesbaar verhaal voor de lezersklasse, die daaraan het meest behoefte heeft’. Het zijn raadselachtige woorden, maar ze zijn ook vol onbedoelden humor; want met den besten wil van de wereld zou men in dit verhaaltje van A.J.D. van Oosten geen ‘poging tot behandeling van moderne problemen’ kunnen zien, ook al was men als een maniak op zoek naar moderne problemen. Want het boekje, bij voorbaat gestempeld voor een bepaalde ‘lezersklasse’, waarmee waarschijnlijk noch de hoogleeraren onzer Hoogescholen, noch ook andere intellectueelen of soortgelijke ontaarde wezens zijn bedoeld, is een heel gewoon geschiedenisje van een jeugdliefde in een dorp. De schrijver Van Oosten heeft het waarschijnlijk met grooten spoed voor die bepaalde ‘lezersklasse’ geschreven, want het is in een vrij slordig taaltje afgeleverd en getuigt van een weinig conscientieus werkmanschap, om van het talent maar te zwijgen. De concurrentie van Gerritjan en Pauwe, twee jongelieden uit het dorp, om Elsje Katrina, een meisje met een winkel als erfenis in het verschiet, is door Van Oosten met de noodige vlotheid en sentimentaliteit in een loopend romannetje verweven. Als uitspanningslectuur zal het werkje waarschijnlijk goede diensten kunnen doen. Voor het schrijverschap van A.J.D. van Oosten is het intusschen geen compliment Wanneer ons dus (alweer door den uitgever) verzekerd wordt, dat het boek ‘door zijn suggestieven verhaaltrant vanzelf het verlangen doet ontstaan om er een vervolg op te zien verschijnen’, dan moet men ook dat verlangen noodzakelijk beperken tot de lezersklasse voornoemd. Gerritjan, die het oogenschijnlijk tegen den gefortuneerden Pauwe moet afleggen, belooft tot Elsje Katrina terug te zullen keeren,
en die belofte zal dan zeker in het vervolg verwezenlijkt worden.
M.t.B.