Vaderlandartikelen 1936
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermdMaurits Dekker, Oranje en Alva's tyranniek bewind. (Em. Querido, Amsterdam, 1936.)Maurits Dekker heeft zich niet laten afschrikken door den weinig aanmoedigenden toon van de critieken, die hem na het verschijnen van zijn eersten roman over Willem van Oranje ten deel zijn gevallen. Hij gaat rustig verder, en laat zich niet afleiden noch de les lezen door de persoordeelen, overtuigd als hij schijnt te zijn, dat zijn methode de juiste is. Althans zijn tweede roman, die de periode van Alva tot onderwerp heeft, is volgens hetzelfde recept geschreven als de eerste, en Dekker moet mij dan ook ten goede houden, dat ik er evenmin bewondering voor kan koesteren als voor no. 1. Mijn motieven heb ik destijds uitvoerig verantwoord; ik zal dit thans niet nogmaals doen, want ik zou noodgedwongen in herhalingen moeten vervallen. Het komt tenslotte ook nu weer hierop neer, dat Dekker geen historicus is, hoewel hij een en ander over de stof in geschiedenisboeken heeft nagelezen, maar door de historische feiten niettemin zijn onbevangenheid als kunstenaar volkomen kwijt raakt; men kan daarom voor de historie beter Motley lezen, en om den romanschrijver Dekker te leeren kennen beter een van zijn niet-historische romans. Ziedaar de tragedie van dezen cyclus. Alva, de Geuzen, Egmont en Hoorne, het beleg van Haarlem en andere bekende personen en gebeurtenissen uit dezen veelbewogen tijd van het Nederlandsche volk, worden door Dekker zeer conventioneel gereproduceerd; wat het nieuwe en oorspronkelijke van deze visie moet zijn, verklaar ik nogmaals niet te begrijpen. Of Dekker wel op de hoogte is van de desbetreffende literatuur? Men vraagt zich dat af, omdat hij soms heele bladzijden lang niet veel anders doet dan de traditioneele geschiedenisvoorstellingen navertellen. Zjjn persoonlijk aandeel aandeel openbaart zich het duidelijkst in de beschrijving van martelingen die hem bijzonder schijnen te interesseeren (maar meer om de feiten, dan om de psychologie van het feit!), en in een ridicule illustratie van het zieleleven van Kenau Simons Hasselaar, die ook al op zijn Dekkersch droomt.
Het beleg van Haarlem is overigens in geuren en kleuren beschreven, maar ik herinner mij uit mijn jongensjaren, dat P. Louwerse dat in zijn spannend jongensboek ‘Verloren en toch Gewonnen’ met niet minder kleurigheid en geurigheid wist na te vertellen. Wellicht zal echter voor hen, die hun kennis van de schoolstof nog eens willen opfrisschen, het boek van Dekker daartoe een welkome aanleiding zijn. M.t.B. |
|