Vaderlandartikelen 1936
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermdHet ‘verbod’ van Die Pfeffermühle van democratisch standpunt bezien
| |
Democratie als zwakheid en als kracht.De democratie is een paradox. Zij is een vorm van maatschappelijke organisatie, die krachtens haar beginselen aanvallen moet dulden van partijen, die de afschaffing der democratie in hun programma voeren. Misschien heeft er in de wereldgeschiedenis nooit een zonderlinger (en inspiratiever!) orde bestaan dan de democratische; zij is een voortdurend risico, want zij mag zichzelf nauwelijks beschermen. Fascisten en communisten kunnen propaganda maken voor principes, die in strijd zijn met democratische vrijheid en democratische rechten: de democratie moet het duiden, althans tot op zekere hoogte, en wanneer zij vernietigd werd, zou zij eigenlijk op haar begrafenis zelf de herdenkingsrede moeten houden, omdat zij zoo democratisch gestorven was. Ziedaar de paradox, de zwakheid, maar ook de kracht van een democratisch regime. De kracht: uit deze geaardheid der democratische orde blijkt immers, dat de democratie berekend is op een sterke overtuiging van eigen waarde bij den burger. Een krachtige democratie berust niet op paragraphen, maar op een gezindheid, op de bereidwilligheid van een volk, bepaalde minima te verdedigen tegen iedere aanranding. Zij veronderstelt deze bereidwilligheid zoo sterk, dat zij den tegenbewegingen vrijheid verleent, bewust als zij zich ervan is, dat het democratische beginsel op den duur superieur zal blijken aan het antidemocratische. Vandaar, dat in een tijd van bedreiging, door dictatoriaal gezinde groepen de democratische orde vaak bespottelijk zwak en toegeeflijk lijkt.... en het in vele gevallen ook werkelijk is. Zoodra de democratie ophoudt symbool van een gezindheid te zijn en een regime wordt van paragraphen, is het met de democratie afgeloopen. Men beschouwe in dit verband het ‘verbod’ van ‘Die Pfeffermühle’. Het lijkt ons tamelijk doelloos met de autoriteiten, die deze beslissing hebben genomen, te gaan debatteeren over het begrip ‘politieke actie’; meenen deze personen, dat de programma's van ‘Die Pfeffermühle’ met die qualificatie moeten worden bestempeld, dan moet men hun die meening gunnen en zich slechts verbazen over zooveel paragraphen-domocratie. Want de gezindheid, waarvoor het gezelschap propaganda maakte, was de gezindheid, waarop onze eigen staatsorde berust; niet voor de politieke, maar voor de cultureele zijde der democratie, voor het ‘tonicum’ dus, waardoor iedere democratische orde moet worden gesterkt, kwam ‘Die Pfeffermühle’ met kracht op. Dat de regeering van een vrij land deze propaganda onmogelijk maakt, is een teeken van zwakte, van quasi-democratie; de sterke democratie immers vond in deze menschen een niet te versmaden hulp, en bij de bezieling door een programma ‘Pfeffermühle’ is de democratie ongetwijfeld heel wat meer gebaat geweest dan bij een democratisch belastingbiljet. Het is ons niet te doen om het ensemble ‘Die Pfeffermühle’ in de eerste plaats; wij zijn er van overtuigd, dat de democratische gezindheid hier te lande nog sterk genoeg is (ondanks regeeringsmaatregelen als dit ‘verbod’) om zich zonder de hulp van deze ‘buitenlandsche krachten’ te manifesteeren, op, welke wijze dan ook. Van veel meer belang schijnt ons de paragraphen-mentaliteit, die tot dit ‘verbod’ de aanleiding was. Het is vooral in zulke uitingen, dat een democratie instinctloos blijkt; dat zij haar vijanden hun gang laat gaan, in het besef, dat zij uiteindelijk op de democratische gezindheid zullen stranden, is paradoxaal, maar komt tevens uit haar eigen structuur voort, dat zij echter (zooals wij het reeds eerder noemden) haar eigen kinderen opeet, is behalve paradoxaal ook nog zinneloos en zelfs dom. Wij zullen ons niet verdiepen in de beweegredenen, die de autoriteiten geleid zouden kunnen hebben tot het ‘verbod’ van ‘Die Pfeffermühle’, al spreekt het vanzelf, dat men, zoolang men van officieele zijde niets dan kennelijk gezochte argumenten te hooren krijgt, het zijne denkt van zulk een ongemotiveerden maatregel. O.i. had de regeering er beter aan gedaan zelfs mogelijke toespelingen op de ‘zweep van Mussert’ te voorkomen, nadat de heer van Vessem de scalp van Erika Mann had geëischt in ruil voor het verbod van ‘Tijl’ (waarvan wij den zin overigens al evenmin hebben kunnen begrijpen). Wanneer de regeering althans door wenscht te gaan voor de vertegenwoordigster van een democratische gezindheid en niet van democratische paragraphen. |
|