Vaderlandartikelen 1935
(2009)–Menno ter Braak– Auteursrechtelijk beschermd‘Symphonie in blau’ van Oskar Fischinger
|
APOLLO | - Eva's Huwelijk. |
ASTA | - Lichte Cavalerie. |
CAPITOL | - Uitlenspiegel leeft nog. |
CITY | - Love me for Ever. |
FLORA | - De Circuskoning. |
ODEON | - Plankenkoorts. |
PASSAGE | - Ondeugende Marietta. |
REMBRANDT | - Een Ster valt van den hemel. |
SAVOY | - Voor Moeders Eer. |
SEINPOST | - De Witte. - Vaders Eerewoord. |
STUDIO | - Graaf van Monte Cristo |
TRIANON | - De Kribbebijter. |
WEST-END | - Bonte Sluier. |
De verwantschap tusschen kleur en muziek is reeds meermalen voorwerp van bespiegeling geweest, lang voordat de film een werkelijk realiseerbare combinatie in het vooruitzicht stelde. Het ‘kleurenorgel’ heeft al een geschiedenis; Newton hield zich met dit vraagstuk bezig, later is het min of meer verwezenlijkt door Ludwig Hirschfeld - Mack met zijn ‘Reflektorische Lichtspiele’ die bedoeld waren als een logische voortzetting van de absolute schilderkunst. ‘Die reflektorischen Farbenspiele haben sich unmittelbar aus dem Bedürfnis entwickelt, Farbformflächen, die im gemalten Bilde in ihren Relationen eine Bewegung nur vorstäuschten, zu einer tatsächlichen, kontinuierlichen Bewegung zusteigern’, schreef Mack ter inleiding van zijn partituur. ‘Die formalen Gestaltungsmittel sind: der bewegte farbige Punkt, die Linie und die Flachenform’. Mack combineerde beweegbare lampen met muziek en vond ook een systeem om zijn partituur in ‘noten’ uit te drukken. Ook Alexander Lászió experimenteerde in deze richting. Maar door de technische perfectionneering van het kleurenprocédé op de film zijn die proefnemingen, bedoeld om absolute schilderkunst (Klandinsky, Klee) te verbinden met de beweeglijkheid der muziek, tot historie geworden, zooals duidelijk blijkt uit de ‘Symphonie in Blau’ van Fischinger.
Het filmpje van Fischinger is een synthese van de absolute films van Ruttmann en de ‘Reflektorische Lichtspiele’ van Hirschfeld Mack. Voortaan heeft men geen ingewikkelde en moeilijk te verplaatsen apparaten meer noodig om ‘muziek in kleuren’ te vertoonen: Fischingers werk is technisch vrijwel volmaakt. Het herinnert in de keuze der motieven eigenlijk meer aan de door Filmliga hier vertoonde studies van Ruttmann (opus 2, 3 en 4), dan aan zijn eigen absolute geluidfilms zonder kleuren; maar de compositorische waarde van het element kleur blijkt hier inderdaad zeer groot. Juist omdat kleurgevoel en muziek samenhangen, is in deze richting alles mogelijk; Fischingers filmpje zal zonder twijfel door ander werk worden gevolgd, nu de techniek deze volmaaktheid heeft weten te bereiken. Het naief aangenomen verband tusschen kleur en realiteit is in de ‘Symphonie in Blau’ geheel losgelaten; de kleur is, evenals de lijn, bij Fischinger volkomen analogon van de muziek (muziek voor het netvlies) en als zoodanig heeft hier de vorm een ‘eigen inhoud’. Men kan er dus ook niet veel van navertellen, zonder te vervallen in vergelijkingen, die met het eigenlijke effect van de ‘Symphonie’ slechts zijdelings te maken hebben; want ik waag het voorshands nog niet, uit Fischingers virtuozenspel met de kleur conclusies te trekken voor zijn zielstoestand. Het is simpelweg een visueel genoegen naar dit verrassende werkje te kijken, dat onze aesthetische kategorieën voor de zooveelste maal heerlijk op de proef stelt. Men ga zich overtuigen!
* * *
Als hoofdfilm in het City-Theater ditmaal een vlot gemaakte omlijsting-met-een-verhaaltje van de zangeres Grace Moore, die de beproefde qualiteiten van haar stem nogmaals bewijst onder regie van Victor Schertzinger. Zooals de geenszins verbluffende titel ‘Love me Forever’ al zegt, is liefde ook thans weer de achtergrond van een zangeressen-carrière. Margaret Howard (Grace Moore) heeft door een financieelen tegenslag haar geld verloren. Bij de verkooping van haar huisraad komt zij in aanraking met een der aanwezigen, den cabaret-exploitant Steve Corelli (met talent gespeeld door Leo Carillo). Deze Steve blijkt, behalve ongeneeslijke liefde voor de opera en speciaal ‘La Bohème’, ook een edele ziel te hebben, want hij laat Margaret, die een mooie stem heeft, in zijn cabaret optreden en, als dat vanwege de botheid der bezoekers op niets uitloopt, zelfs voor de ‘hooge kunst’ opleiden. Natuurlijk komen er bij Steve teedere gevoelens in het spel, maar hij is, hoewel hij vroeger slagersknecht was, een gentleman en maakt dus geen unfair gebruik van zijn weldoenerspositie. Toch kan hij het niet verkroppen, dat Margaret haar vroegeren aanbidder Cameron weer ontmoet, en hij verspeelt zijn laatste geld om zijn leed te vergeten. Dan blijkt echter, dat Margaret den gentleman meer waardeert dan den beroeps-gentleman Cameron en begeleid door de muziek van de Metropolitan Opera komt een happy end, dat een ieder zal behagen, wiens sympathie was aan de zijde van den edelmoedigen cabaret-exploitant.
De film is niet zonder smaak vervaardigd, en hoewel de zang no. 1 is, heeft de regisseur het geval niet verwaarloosd; de spelers typeeren uitstekend en de opnamen zijn heel goed. En over het bedenken van het scenario mag men zich verbazen, in aanmerking genomen het feit, dat de auteur ervan waarachtig nog een nieuwe kleine variatie heeft weten te bedenken op een uitgeput gewaand thema.
M.t.B.