Willem Elsschot, Tsjip (P.N. van Kampen en Zn., Amsterdam z.j.)
Willem Elsschot, Een Ontgoocheling (P.N. van Kampen en Zn., Amsterdam z.j.)
Bij het verschijnen van Elsschots roman “Kaas” en bij de uitgave in boekvorm van zijn jeugdverzen, heb ik reeds gelegenheid gehad over dien merkwaardigen en lang verwaarloosden auteur uitvoerig te schrijven; ik mag naar deze opstellen in het Zondagsblad dus nu nog wel verwijzen.
De fa. van Kampen geeft thans een nieuwen roman van Elsschot in het licht, “Tsjip”, de geschiedenis van een huwelijk tusschen een Vlaamsche en een Pool. Dit boek sluit zich, wat den stijl betreft, nauw aan bij “Kaas”; de verteller is een “ik”, en ditmaal al zeer openhartig Elsschot zelf; deze “ik” is de vader van het meisje, dat met den Pool in het huwelijk treedt. De strubbelingen, die met deze op zichzelf alledaagsche gebeurtenis samenhangen, worden hier zoo precies en concreet verhaald, dat men nooit het gevoel heeft een letter te veel te lezen; daardoor juist krijgt het gewone een veel grooter beteekenis dan wanneer het met een vloed van woorden aan de markt wordt gebracht. Tsjip is de baby, die uit het huwelijk van Adèle en Bennek wordt geboren; maar meer nog is Tsjip het belichaamde sentiment van Elsschot zelf, die aan het slot van zijn roman bekent, dat hij bereid is voor Tsjip als een hansworst op zijn hoofd te gaan staan.
Het boek is dus zeker niet minder dan “Kaas”; alleen verliest Elsschot langzamerhand iets van de satyre in grooten stijl, die hem een figuur als Boorman (in “Lijmen”) liet scheppen. De preciesheid, het onfeilbare observatievermogen blijft hetzelfde, maar het onderwerp wordt “huiselijker”; en dat spijt mij aan den eenen kant, omdat een schrijver als Elsschot m.i. tot nog gedurfder composities in staat is. Als satyre steekt boven deze “huiselijkheid” b.v. uit de prachtige bekeeringsscène uit “Tsjip”; Adèle moet als de weerga tot het katholicisme worden omgeschakeld. Hier haalt Elsschot ook in de dimensies verreweg het beste van wat hij te zeggen heeft.
***
Eenige maanden geleden is bij denzelfden uitgever een herdruk van Elsschots ook al vergeten novelle “Een Ontgoocheling” verschenen. Hoewel ook dit verhaal van kleinburgerlijke eerzucht en mislukking den schrijver geen oneer aandoet, behoort het toch zeker niet tot zijn beste werk, al komen er onbetaalbare scènes in voor. Het is dan ook jammer, dat een karakteristiek van Elsschot door J. Greshoff juist voor dit boekje is afgedrukt; want deze inleiding, die bovendien niet vrij is van vriendschappelijke overschatting, geeft een beeld van den auteur op zijn allerbest, b.v. in “Villa des Roses” en “Lijmen”. Ik begrijp, dat Greshoff, geprikkeld door de stelselmatige onder schatting van zijn geliefden romancier, te veel naar den anderen kant is doorgeslagen; maar dat neemt niet weg, dat hij Elsschot een beteren dienst had bewezen met een soberder betoog als inleiding tot een importanter boek. Ziet men van de overdrijvingen af, dan geeft Greshoffs essay een duidelijk portret, waar men zijn voordeel mee kan doen.
Een woord van lof voor de typografische verzorging der beide geschriften!
M.t.B