Mevrouw Warrens bedrijf
‘Mrs. Warren's Profession’ van Bernard Shaw
Het Nederlandsch Tooneel
‘Mrs. Warren's Profession’ behoort met ‘Widowers' Houses’ en ‘The Philanderer’ tot de ‘Three Unpleasant Plays’. die Shaw onder invloed van Ibsen, maar als tooneelschrijver toch reeds volkomen een gevormd man, in de laatste jaren der vorige eeuw schreef. ‘Unpleasant’ zijn deze drie stukken, zooals men weet en zooals Shaw in zijn Preface noteerde, omdat ‘their dramatic power is used to force the spectator to face unpleasant facts’. Het sociale element staat hierbij op den voorgrond; Shaw protesteerde in deze tooneelwerken, die hij ook (en niet in de laatste plaats!) bestemde om gelezen te worden, tegen de hypocrisie van het victoriaansche Engeland. Zonder eenigen twijfel is ‘Mrs. Warren's Profession’ van deze drie stukken het sterkste; het is zelfs een van de sterkste stukken van Shaw in het algemeen, omdat het, dank zij den paradoxalen aanleg van zijn auteur, behalve een sociaal probleemstuk ook een stuk van menschen geworden is; van menschen, die in de hypocrisie leven en er ook niet op een al te goedkoope manier aan trachten te ontsnappen. Een compliment voor het werk is, dat men zich nu nog wel even kan voorstellen, waarom de censor in Engeland er niet van wilde weten (het is, als ik mij niet vergis, pas dertig jaar na dato, dus in 1924, voor het eerst in Londen gespeeld). ‘Mrs Warren's Profession’ gaat regelrecht op den man af (of op de vrouw als men wil) en al mag er in de constellatie van mevrouw Warrens ‘bedrijf’ dan ook een en ander veranderd zijn, verouderd is het conflict toch geenszins. Vermoedelijk boeit het ons om andere redenen dan vele menschen omstreeks 1900 en wij zien ook wel de theoretische plekken, die in zulke stukken het eerst verouderen (men vergelijke Ibsen!), omdat zij meer den propagandist dan den psycholoog uit de pen vloeiden; maar vooral de tweede en derde acte van
‘Mrs Warren's Profession’ zijn nog zoo reëel en zoo pakkend van schriftuur, dat men ze niet anders kan noemen dan Shaw op zijn best. Hoe meer deze wonderlijke man kon vergeten, dat hij een sociaal theoreticus was (die b.v. het ‘bedrijf’ van mevrouw Warren wilde laten verdwijnen door ‘honourable industries guarded by a human industrial code and a moral minimum wage’) hoe beter tooneel hij schreef; de hypocrisie uit te beelden als een levend monster, met ook zekere humoristische aantrekkelijkheden overigens en vooral met een eigen ‘fatsoen’: dat is Shaw in dit stuk uitstekend gelukt. Hij beperkt zijn opvatting van de prostitutie trouwens niet tot het ‘bedrijf’ van mevrouw Warren alleen, want hij rekent er ook toe ‘the dramatists en journalists, to whom I myself belong’, en vele andere maatschappelijk groepen; vandaar dat hij niet zijn toevlucht neemt tot goedkoope reclame tegen een vrouwelijk ‘vak’, dat maar een onderdeel is van het gecompliceerde maatschappelijke mechanisme en waarvan Vivie, mevrouw Warrens dochter, die aanvankelijk niet in den dwang der ‘omstandigheden’ gelooft de gecompliceerdheid ten volle leert inzien.
Wat verouderd is in ‘Mrs Warren's Profession’ is misschien de activiteit van de dochter tegenover de moeder; Vivie ziet men in het laatste (minst sterke en ook wat overbodige) bedrijf een weg inslaan, die voor den evolutionist Shaw meer een toekomstmogelijkheid beteekende dan voor ons thans; hij vereenzelvigt zich min of meer met dit meisje, en daardoor wordt zij op het einde zelfs ietwat antipathiek in haar woedenden lust om aan een bureau met cijfers te gaan zitten werken. Voortreffelijk gaaf nog is daarentegen mevrouw Warren, de ‘madam’, die de hypocrisie op haar manier volkomen door heeft en er toch ook volkomen in bevangen blijft; in haar heeft Shaw werkelijk het levende type van de ‘zakenvrouw’ in haar privé-bestaan gegeven, in haar soort volmaakt consequent, meenend, dat zij, door achter de domineesmoraal gekeken te hebben, den ‘diepsten grond’ der dingen heeft ontdekt. En niet minder geslaagd is haar verdubbeling in het manlijke en schoftige, Sir George Crofts, die 35 procent maakt van zijn ‘huizen’ (een soort heer, dat men in sommige landen ook thans nog onder de deftigste politici aantreft). Met Vivie zijn eenigszins door den tand des tijds aangetast de naïeve artiestenziel Praed, die van niets weet, en de haast al te ridicule dominee Sam Gardner; beiden overigens amusante figuren, maar niet meer zoo representatief voor een bepaalde menschensoort als aan het eind der negentiende eeuw. Een alleraardigst karakter is weer Vivie's flikflooierige aanbidder Frank Gardner, 's dominees zoon, de sympathiek-nonchalante nietsnut, die echter met Vivie het drama of de comedie der hypocrisie zou kunnen herhalen, dat zijn vader met mevrouw Warren speelde.... als Vivie haar wilskracht niet op een ander doel had gericht.
* * *
Frits van Dijk heeft de opvoering van het Nederlandsch Tooneel geregisseerd. Vlekkeloos lijkt zij mij niet, maar wel vol verdienstelijke dingen. Zij is daarom niet geheel vlekkeloos, omdat de barst tusschen humor en tragiek, die eenigszins door de geaardheid van Shaws schrijverschap verklaard kan worden, niet volkomen werd weggewerkt; aan de centrale figuur, mevrouw Warren, ontbrak daardoor de eenheid, zij viel uiteen in een humoristisch en een tragisch personage. Men mag zeggen, dat Mien Duymaer van Twist van deze beide personages een goede uitbeelding geeft; met name in de tweede acte kon men haar zeer bewonderen om de wijze, waarop zij aan Vivie van haar leven vertelt, en hier kwam ook de tweeheid van ‘madam’ en moeder uitstekend tot haar recht; maar dat gold minder voor de laatste afrekening in de vierde acte.
Myra Ward heeft van Vivie Warren een bijzonder aannemelijke vertolking gegeven; als zij soms den indruk maakte van haar moeder te ‘interviewen’, dan ligt dat m.i. meer aan de partij, die Shaw als theoretiseerend evolutionist hier zelf achter de schermen blaast dan aan haar sobere en vooral in het energieke niet te sterk aangezette spel. Verrassend soepel en natuurlijk was Frits van Dijk als Frank: een rol, waarin hij blijkbaar inviel voor den in het programma aangekondigden Guus Oster, maar die niemand hem verbeterd zou hebben, zoo fijntjes humoristisch bracht hij dit alles over het voetlicht. Ook Louis de Bree als groote spaarder Crofts wist zich te onthouden van te krachtdadige schurkeneffecten en door een ingetogen suggestie van commercieele ploertigheid deze figuur te geven wat haar toekomt; hetzelfde geldt voor zijn antipode Praed, gespeeld door Frenkel. Een dominee Sum Gardner van Ludzer Eringa had moeite met zijn figuur, maar dat heeft hij in den tekst ook en hij heeft niet veel anders tot zijn dispositie om het er beter af te brengen!
Er was heel wat publiek, dat blijkens het applaus deze reprise in een nieuwe bezetting hartelijk heeft goedgekeurd.
M.t.B.