Stralende Dageraad
‘Glorious Morning’ van Norman Macowan
Residentietooneel
Hoe moet men het verklaren, dat een schouwburgzaal een stuk als dit van het begin tot het einde in ademlooze spanning volgt en aan het slot losbarst in een lange ovatie? En hoe moet men het verklaren, dat iemand, die zeer goed onderscheiden blijft, welke de fouten zijn van zulk een stuk, zich desondanks bewogen voelt door het voorval, dat zich voor hem op de planken afspeelt? Men kan het niet anders verklaren dan uit de stemming, waarin de menschen leven, gedwongen zijn te leven; zij zijn bereid een en ander op ‘tooneeltechnisch’ gebied over het hoofd te zien, omdat het onderwerp: de strijd van de Waarheid tegen de Staatsalmacht, hun dagelijksch kranten-menu is, ook al voltrekt zich die strijd nog heel wat minder ‘officieel’ dan in het stuk ‘Glorious Morning.’ Twintig, vijftig jaar later zullen stukken als deze misschien met verbazing worden nagelezen door een of anderen onderzoeker; hij zal mogelijkerwijs niet eens begrijpen, waarom deze tekst eens zoo actueel was; hij zal alleen maar den betrekkelijk simplistischen tooneelvorm, de niet minder simplistische psychologie ontdekken, omdat bij hem niet meer resonneert wat bij ons onmiddellijk weerklank vindt. ‘Geben Sie Gedankenfreiheit’: dat is een van de weinige zinnen uit Schillers ‘Don Carlos,’ die nu nog direct resonneeren; zoo zullen er misschien ook een paar zinnen overblijven van het stuk van Norman Macowan, als deze tijd historie is geworden.
Van een parallel met een bepaald land (uiteraard Duitschland) is hier inderdaad geen sprake. In den gefingeerden staat Zagnira is de godsdienst afgeschaft, terwijl men in Duitschland gerust aan God mag gelooven, mits men er maar geen staatsgevaarlijke consequenties uit trekt; er is een ‘Duitsche God’ gecreëerd, die het voordeel heeft speciale relaties te onderhouden met één uitverkoren volk (niet het Joodsche, in dit geval). Zaginra lijkt in dit opzicht meer op Sowjet-Rusland, waar men werkelijk den godsdienst met atheïstische propaganda te lijf ging, onder de leuze ‘God of de Sowjet’. Maar hoewel dus iedere directe parallel met Hitler-Duitschland ontbreekt, wordt ieder symbool van dit tooneelspel onwillekeurig een symbool van de systematische waarheidsverkrachting en ook van het ontzaglijke lijden, dat dicht bij onze grenzen dagelijks geleden wordt. De student Leda Veerkind, die een visioen krijgt en zich daarna geroepen voelt om in een wereld van staatsalmacht en staatsbedrog het bestaan van God (subs. de Waarheid) te gaan verkondigen, lijkt overigens veeleer bewust geïnspireerd op Jeanne d'Arc, die zonder ander doel dan de gehoorzaamheid aan haar roeping den dood tegemoet gaat; terwijl haar grootvader, de onverzettelijke boer Anton Veerkind, uit de geloovige provincie, ons de figuur van ds Niemöller in herinnering zou kunnen brengen; generaal Gurgani, de satelliet van den leider (die zelf achter de schermen blijft), doet denken aan diverse nieuwe machthebbers, al zou men niet direct weten aan wien precies. Het gaat, nogmaals, niet zoozeer om de directe parallellen als wel om de algemeene sfeer, die vergelijkingen doet opkomen.
De schrijver van ‘Glorious Morning’ is zeker geen genie; hij werkt met eenvoudige middelen, die het conflict tusschen den God-verbiedenden staat en het geloof aan een hooger Wezen dan de staatsautoriteit overzichtelijk maken. De twee partijen zijn nogal simplistisch tegenover elkaar opgesteld (met de noodige overgangsfiguren natuurlijk, de weifelaars, de meeloopers etc.), en eigenlijk voltrekt zich de geschiedenis van het visioen en de daaraan inhaerente dood van verzet in naam van de Waarheid ook vrij simplistisch. De vertegenwoordiger van den totalitairen staat, generaal Gurgani, gunt zich wel veel tijd om te debatteeren met lieden, die gewoonlijk sneller in ‘Schutzhaft’ genomen plegen te worden volgens het nieuwe systeem; de schrijver gunt hem de kans, een moreele nederlaag te lijden, doordat hij zich met argumentatie inlaat, ook al triomfeert zijn macht door het executiepeloton. De werkelijke rancune, het vretend fanatisme, dat de machtswellustelingen kenmerkt, zijn dezen auteur vermoedelijk niet van zeer nabij bekend; hij ziet het drama een weinig schematisch, omdat hem aan het schema van Waarheid contra machtsleugen veel gelegen is. Eén ding echter helpt hem de spanning te bereiken, die hij bereikt: hij speculeert niet op sensatie, hij is met zijn middelen eerlijk, hij geeft den vertegenwoordigers van het nieuwe regime zelfs ruimschoots het goede, dat hun toekomt, voor zoover zij meenden hun volk op te heffen uit een ondraaglijken toestand. Zijn oordeel is er des te vernietigender om; zonder de Waarheid is alles zwendel en voorbestemd om te vergaan, zooals het gekomen is.
* * *
Er zijn in ‘Stralende Dageraad’ zeer veel speelmogelijkheden; het stuk is eenvoudig, geschreven uit verontwaardiging en daarom zonder subtiele effecten; het is, kortom, een echt speelstuk. Bets Ranucci-Beckman, die de voorstelling regisseerde, heeft met die mogelijkheden haar voordeel gedaan, en aan haar is het dus zeker niet in de laatste plaats te danken, dat die voorstelling zulk een groot succes werd. Met dat al mogen eenige bedenkingen niet verzwegen worden; er zijn b.v. nog wel wat oneffenheidjes en onzekerheidjes op te ruimen, die een enkele maal storend op het tempo werkten. En dan leek mij Gurgani, de vertegenwoordiger van den totalitairen staat (Dick van Veen) weinig overtuigend in deze opvoering; hij had geen bepaalde opvatting van de rol, accentueerde noch het plomp-soldateske, noch het geraffineerd-fanatieke, maar bepaalde zich tot een soort middenstandpunt, dat nu juist voor zulke personen niet in aanmerking komt. Het geheel zou bepaald winnen, wanneer deze figuur meer reliëf kreeg, meer een gestalte werd. Hij werd nu eigenlijk overtroffen door zijn trawant Leman, in wien Max Croiset het rancuneus-fanatieke zeer gelukkig onderstreepte.
De overige medespelenden komen stuk voor stuk uitstekend voor den dag. In de eerste plaats Adrienne Canivez als de hedendaagsche Jeanne d'Arc, die van haar eerste verschijnen af de ruimte vult met de aanwezigheid van het visioen; verder Richard Flink, iets meer pathetisch, maar toch verantwoord, als de koppige, moedige boer Veerkind, die het wonder aanvaardt als een openbaring van zijn eigen waarheidsbesef. Paul Steenbergen speelt hier professor Skaedia, leermeester van Leda, bijzonder knap en gereserveerd. Coba Kelling is volkomen op haar plaats als Ledas moeder, Bob de Lange en Mieke Flink-Verstraete geven verdienstelijk den broer en diens verloofde.
De leden van den Raad, die het gewest Burglitz bestuurt, zijn provincialen; Piet Bron (als de commandant), Evert Burema, Alex Pola, Henk van Buuren en Max Croiset geven van dit gezelschap een goede interpretatie. Ook een paar kleinere rollen zijn goed bezet.
Het applaus, dat aan het einde van ieder bedrijf zeer hartelijk was, groeide aan het slot tot een ovatie, die ook mevr. Ranucci - Beckman ten tooneele deed verschijnen.
M.t.B.