Eenheid door Oranje
Openluchtspel op het landgoed Elswout
Het conflict tusschen De Ruyter en Tromp
Het mysterieuze landgoed Elswout, met zijn prachtig geboomte, zijn spiegelend water en zijn snaterende eenden (die aan tooneelspelers, blijkens hun onbeschaamde interrupties, nog niet gewend zijn), heeft gisteren de talrijken, die opgekomen waren om het openluchtspel van dr Ludwig Berger, ‘Eenheid door Oranje,’ te zien, allerminst teleurgesteld. Het is een magnifiek natuurlijk decor, als geschapen voor dergelijke vertooningen; ingelijst door het groen heeft het toch ruimte; de trappen, die naar het water afdalen, maken het mogelijk die ruimte handig te verdeelen, zoodat de regie niet gebonden is aan één plan. Ja, het is inderdaad een schoone ontdekking, dit Elswout, en men zou het voor de toekomst niet moeten vergeten, wanneer er althans kans bestaat op nieuwe welwillendheid van de eigenaars. Schoone verzen in deze sfeer van natuurlijke poëzie zouden een diepen indruk kunnen maken.
Deze schoone verzen waren gisterenavond vertegenwoordigd door prologen en epiloog van Anton van Duinkerken; zij klonken tenminste heel goed in den mond van den heraut en van Amalia van Solms; maar voor de rest was de tekst proza, en dikwijls nogal prozaïsch proza. Het is niet iedereens werk om zulk een feestspel te schrijven, en of dr Ludwig Berger, die een knap filmregisseur is, daarvoor de ideale persoon is, waag ik te betwijfelen. Men kon hier al heel duidelijk het verschil constateeren tusschen het aandeel van een ‘cineast’ in zijn film en een tekstschrijver in zijn tooneelstuk; de film ‘Pygmalion’ was een bizonder geestige adaptatie van Shaws bekende werk. ‘Eenheid door Oranje’ is slechts een voor de gelegenheid in elkaar gezet ‘scenario,’ met talrijke zwakke plekken, om van verdiensten als daar zijn psychologie en historische ‘Einfühlung’ maar geheel te zwijgen. Nu mag men dat laatste misschien ook niet eischen van een dergelijk spel; maar de personages spraken hier toch wel heel erg de taal der geschiedenisboekjes, en de episodes, die aan ons voorbijgingen, maakten toch wel heel erg den indruk aan elkaar gelijmd te zijn. Het is de historie van het conflict tusschen Oranje en De Witt, dat dr Berger (geheel onpartijdig getuige) als motief heeft gediend: het conflict is bekend genoeg en de schrijver laat het zich hier ‘ontwikkelen’ van 1660 tot 1672 (het jaar van den dood der De Witten), terwijl het laatste, vijfde bedrijf in de verzoening van den Staatsgezinden De Ruyter en den Oranje-gezinden Tromp de symbolische apotheose brengt. Het onderwerp was niet zoo eenvoudig, want de abstracte kanten der politiek op het bordes van een buiten te laten behandelen vergt eenige technische handigheid. Om begrijpelijke redenen vermeed Berger den moord op de De Witten ten tooneele te voeren en zelfs te zinspelen op de onduidelijke rol van Willem III in deze pijnlijke zaak;
hij verlegde het zwaartepunt van de intrige naar de ruzie tusschen de beide vlootvoogden.. wier eigenlijke prestaties echter op zee hebben plaats gehad, zoodat men hen hier slechts ‘nakaartende’ kon bewonderen. Om het historische tafereel wat concreter te maken voor een hedendaagsch publiek heeft Berger een liefdesgeschiedenisje tusschen De Ruyters zoon Engel en Marie Anne van Beverweert ingelascht, dat wel het beoogde effect heeft, n.l. de menschen te laten lachen, maar verder tamelijk gezocht en onnoozel aandoet. Het resultaat van deze combinatie is, dat ‘Eenheid door Oranje’ uiteenvalt in een aantal historische scènes en diverse amoureuze dialogen tusschen Engel de Ruyter en Marie Anne, waaronder er één is, die (misschien zijdelings op Hamlet en Ophelia geïnspireerd?) de dwaasheid ten top doet stijgen door een schijnkind, dat Marie Anne als list gebruikt om Engel van een duel met haar broer af te houden.
* * *
De hoofdpersonen (de Prins van Oranje, Johan de Witt, Amalia van Solms, ritmeester Buat, De Ruyter en Tromp) zijn allen strikt gelegenheidspersonages gebleven, al naar gelang van de situatie plechtig of humoristisch behandeld. Men moet erkennen, dat Berger in enkele bedrijven die situaties wel aardig arrangeert, zoodat zij een dankbaar object worden voor de regie. Deze berustte bij Eduard Verkade, wiens voornaamste doel geweest schijnt te zijn om een groot ‘kijkspel’ te geven, waarbij van de mogelijkheden der romantische omgeving zooveel als doenlijk werd geprofiteerd. Dat is hem dan ook zeker gelukt, vooral ook, omdat het weer uitstekend meewerkte (men vraagt zich af, wat er bij regen en stormgeloei, in ons vaderland zoo gebruikelijk, van deze festiviteit zou overblijven!). Dank zij een bonte costumeering, paarden en zelfs een prachtige koets van den gezant d'Estrades, die een open doekje kreeg (de koets bedoel ik), werd men aangenaam beziggehouden; het langzaam donker worden, dat niet van Verkades regie, maar van de natuur afkomstig was, werd virtuoselijk in de vertooning betrokken. Over het algemeen waren de acteurs (na een zeer onverstaanbaren inzet, die gelukkig ten onrechte het ergste deed vreezen) uitstekend te volgen. Ziedaar eenige voordeelen van een opvoering, die overigens geen grooten stijl had; Verkade heeft zich in hoofdzaak bepaald tot het arrangeeren, zonder een bepaald stempel op al deze bontheid te drukken. Het is mogelijk, dat hem ook niet meer gevraagd is door het Centraal Oranjecomité te Bloemendaal, dat deze voorstelling organiseerde.
De spelers, bijgestaan door een ‘koor’ van Bloemendaalsche dilettanten, hebben zeer hun best gedaan. Het waren vooral Mary Dressel- opvoering droegen door hun bij het milieu uitstekend aangepast spel. Ook de Willem van Oranje van Ben Royaards en de Johan de Witt van Hans van Meerten waren volkomen voor hun taak berekend, al zijn hun rollen minder dankbaar, want te geschiedenisboekjes-achtig geschreven. Georgette Hagedoorn had natuurlijk groot succes als de klassieke scheepsjongen, die Oranje laat leven. Louise Koolman heeft met vèrdragende stem Amalia van Solms vertolkt en den epiloog gezegd. Paul Huf speelde Van Beverweert, Rie Gilhuys zijn dochter Isabella, Rob Geraerds een uiterst volbloedigen Tromp, Eduard Palmers den ongelukkigen Buat, wiens complot in den tekst is verwerkt, en den heraut der prologen. Gememoreerd mag ook wel worden de knappe d'Estrades van mr M.C. Wijt, die er mocht zijn naast de anderen!
Bij het talrijke publiek, dat geneigd was de zwakke plekken in den tekst over het hoofd te zien voor het romantisch tafereel, vond deze première een zeer gunstig onthaal, zooals wel bleek uit de hartelijke huldiging aan het slot; zelfs de snaterende eenden, die van tijd tot tijd den acteurs zware concurrentie aandeden, werden bijzonder gewaardeerd op dezen mooien avond.
Onder de aanwezigen bevond zich jhr Röell, de Commissaris der Koningin in Noordholland.
M.t.B.