Ballet Schoop
‘Alles aus Liebe’
De nieuwe creatie van Trudi Schoop en haar ballet werd niet voor niets voorafgegaan door de faam. ‘Alles aus Liebe’ is even verrasend als de titel (opzettelijk) banaal; de qualiteiten van het ensemble zijn voortreffelijk gebleven, terwijl het geheel, dunkt mij, nog van meer virtuositeit en variatie getuigt dan vroeger het geval was.
Van alle balletten, die door de wereld dansen, is het ballet van Trudi Schoop zeker het meest en het opzettelijkst pantomime; een eigenaardigheid, die ditmaal nog veel sterker op den voorgrond treedt dan b.v. in ‘Fridolin’, een van de oude glansnummers. Zulk een pantomimische neiging is niet zonder risico, omdat het imiteeren van bepaalde bewegingen uit het dagelijksch leven altijd de mogelijkheid meebrengt van het infantiele naäpen; het pleit wel voor de uitstekende qualiteiten van deze dansers, dat zij slechts bij uitzondering de gedachte aan een infantiele nabootsing bij den toeschouwer doen opkomen. Dat zulks wordt ‘weggesuggereerd’ is in de eerste plaats het gevolg van een ondergrond van perfecte danstechniek, die ook de kleinste mimische beweging blijft beheerschen, en voorts van een zekere mate van geest, die men de dansconcepties van Trudi Schoop zeker niet ontzeggen kan, ook al heeft dansen meer met het lichaam dan met den geest te maken. Men blijft nochtans het infantiele ‘inhoudje’ van sommige scènes wel voelen; zelfs de schitterendste techniek is niet altijd bij machte het imitatieve element altijd geheel te veredelen.
Het ‘naturalisme’ van deze combinatie van ballet en pantomime gaat zoover, dat bepaalde handelingen (drinken, groeten etc.) worden ‘uitgevoerd’, zij het dan in gestyleerden vorm. Ditmaal riskeert Trudi Schoop zelfs de macht van het gesproken, gezongen of geschreeuwde woord; een noviteit, bij mijn weten, die hier zeer smaakvol in de danscompositie is verwerkt. Dat daardoor het element pantomime nog wordt versterkt, spreekt haast vanzelf; het woord ‘Liebe’ wordt een soort ‘Leitmotiv’ beurtelings pathetisch en humoristisch verwerkt, en men voelt een bedoeling: welke? Dat blijkt gelukkig niet al te duidelijk; in laatste instantie blijft het dansen ook hier toch..... dansen, en daarvoor moet men Trudi Schoop zeer dankbaar zijn.
Is er in de eerste episode (‘Op het Kruispunt’), direct bij den inzet, even een sterke thematische verwantschap met het ballet Jooss te constateeren in het door en langs elkaar schuiven der dansers, deze verwantschap blijkt in wezen toch betrekkelijk zwak. Jooss is zonder twijfel, in zijn zuiverste choreographie, meer uitsluitend een dansvertolker dan Trudi Schoop, wier talent aan dat van Chaplin grenst, aan den anderen (den mimischen) kant. Zij heeft van Chaplin de neiging om van de expressieve imitatie over te gaan op de goochelaarsfantasie, niet alleen in haar eigen dansaandeel, maar ook in haar regie. Een episode als het ‘Gerechtshof’ b.v. toont die overgangen heel duidelijk; het naturalistisch nabootsen met grappige varianten slaat op een gegeven moment om in een soort vleermuizenpaniek van rechters, die bijzonder amusant en toch choreographisch verantwoord is. Ook het ‘Bal Masqué’ kan men tot de beste stukken van dit ballet rekenen; in haar opzweepend rhythme is hier de muziek van Lothar Perl, die zich overigens eerder door groote handigheid dan door sterke originaliteit onderscheidt, ook een element van wezenlijke beteekenis. Waar de pantomime overgaat in de parodie (zoo b.v. het danspaar uit de Astorclub, en de geheele ‘revue’ aan het slot), toont het gezelschap zich de parodie waardig; want wie wil parodieeren, moet in de eerste plaats in staat zijn het geparodieerde zelf even goed of beter te doen. Zoo geeft het ballet van Trudi Schoop de bespotting van de kitsch-revue door een bijna onmerkbare verschuiving van het accent; men krijgt dus en passant ook nog een treffend staaltje van het technisch kunnen der dansers te zien.
Een der groote verdiensten is voor mijn gevoel hier de zelfbeperking tot het amusante waar de ‘inhoud’ al te opzettelijk naar voren wordt gebracht, worden de verhoudingen gemakkelijker ontwricht. In de episoden ‘Op de Schoolbanken’ en ‘Onder den Kerstboom’ b.v. is de ‘inhoud’ te infantiel om voortdurend te boeien, ook al doet dat niets af aan een uitstekende creatie van Edith Carola als de onderwijzeres en van Otto Ulbricht als de vader. Ik noem de namen van deze twee knappe dansers, maar de leden van het gezelschap zijn stuk voor stuk in den besten vorm; de dansregie heeft bovendien een onberispelijk geheel tot stand gebracht.
‘Alles aus Liebe’ heeft gisteravond een van onder tot boven uitverkochten schouwburg gevonden ter verwelkoming. Het succes was ondubbelzinnig; de beide pianisten, Lothar Perl en Max Fichel moesten in de hulde deelen, die zich ten slotte op Trudi Schoop concentreerde.
M.t.B.