Haar leven.
Mevr. De Boer - Van Rijk werd geboren te Rotterdam, 29 Juli 1853. Al vroeg voelde zij een groote voorliefde voor het tooneel, hoe klein zij ook nog was. Met haar schoolvriendinnen organiseerde de kleine Hesje op de vrije Woensdagmiddagen zoo nu en dan een ‘tooneelopvoering’, waarbij de zolder tot schouwburg werd ingericht.
Op haar 15e jaar speelde zij bij een dilettantengezelschap in Delfshaven. Op het tooneelconcours aldaar won zij den eersten prijs en toen werd zij ‘ontdekt’. Nauwelijks 17 jaar oud engageerde Le Gras haar. Aanvankelijk speelde zij bij dit ensemble kleine rollen, maar toen men zag, welk een groot talent de jonge kracht onder een goede leiding aan den dag kon leggen, mocht zij in meer belangrijke rollen optreden. Na Le Gras ging zij naar het indertijd zeer bekende ensemble van Willem van Zuylen en vervolgens naar Haspels, waar zij onder leiding van mevrouw Beersmans speelde. Hier vertolkte Esther de Boer - Van Rijk veel jeugdrollen in stukken van d'Ennery, Dumas, Sardou, Multatuli en later nog kreeg zij Ibsen en Hauptmann te spelen.
In 1877 ging zij naar het gezelschap van Driessens te Antwerpen. In België heeft zij al dadelijk veel succes gehad. Na haar huwelijk met den vroeg gestorven musicus Henry de Boer verbond zij zich in 1883 als societaire aan de ‘Nederlandsche Tooneelvereeniging’. In die jaren heeft zij met heel wat zorgen te kampen gehad.
In 1898 ging Esther de Boer - Van Rijk samen werken met Heyermans. In zijn stukken vertolkte zij meestal de hoofdrol; de voornaamste creatie van Heyermans' werk is wel haar ‘Kniertje’ in ‘Op Hoop van Zegen’, van welk successtuk in 1900 de première ging. Eigenaardig is het, dat niemand vóór de eerste opvoering van ‘Op Hoop van Zegen’ eenige ‘hoop op zegen’ had. Zelfs de auteur niet! Tóch werd het stuk al dadelijk een succes. De heropvoeringen volgden elkaar snel op en ook in het buitenland, vooal in België, kreeg ‘Op Hoop van Zegen’ bekendheid. Vermelden wij hierbij echter, dat de voortreffelijke creatie van mevrouw de Boer - Van Rijk een belangrijk aandeel heeft gehad in dit succes, hetgeen de auteur zelf gaarne toegaf.
Mevrouw de Boer - Van Rijk werd in 1923, bij de viering van haar 70en verjaardag, door de stad Amsterdam benoemd tot burgeres van verdienste; bij die gelegenheid ontving zij de groote zilveren medaille.
In 1928 vierde zij haar 55-jarig jubileum bij het Schouwtooneel met een opvoering van ‘Moeder’, een stuk van Cor Hermus. In hetzelfde jaar gewerd haar een Koninklijke onderscheiding door haar benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en een jaar daarop benoemde de Koning der Belgen haar tot Ridder in de Kroonorde van België.
Onder zeer groote belangstelling vierde zij op 29 Juli 1933 haar tachtigsten verjaardag en op 25 September van hetzelfde jaar in den Amsterdamschen Stadsschouwburg haar 60-jarig tooneeljubileum.
In de laatste jaren was mevrouw de Boer - Van Rijk werkzaam aan het ‘De Boer - Van Rijk-Ensemble’, onder artistieke leiding van Nico de Jong. Zij heeft bij dat gezelschap nog verschillende stukken gespeeld, die alle min of meer om haar waren ‘gegroepeerd’. En altijd trok mevr. De Boer volle zalen.
Het publiek kende haar.. en zij kende het publiek, tot in haar vingertoppen! Uit die wisselwerking is haar roem geboren; haar populariteit zal niet zoo gemakkelijk meer geëvenaard worden. Hoe populair zij was, dat bleek wel bij haar feestdagen, die telkens weer een huldebetoon met zich brachten, waaruit de genegenheid en dankbaarheid van het volk duidelijk genoeg hebben gesproken.
Zij koesterde zich in een opgewekt familieleven in het gezin van haar dochter, waar zij mede een belangrijk aandeel had in de opvoeding van haar beide kleinkinderen. Toen haar kleindochter huwde en naar Palestina vertrok, zag zij er verleden jaar zelfs niet tegen op een reis naar Palestina te ondernemen, waarmee zij tevens voldeed aan een hartewensch, om dit land nog eens te mogen aanschouwen. Kort daarna echter, verleden jaar, werd zij ziek en was operatief ingrijpen noodig. Hoewel zij herstelde en in de afgeloopen wintermaanden zelfs weer optrad, was zij niet meer geheel de oude. Langzaam is zij, nadat zij eenige weken geleden op het ziekbed werd geworpen, zwakker geworden. En thans is zij heengegaan, waarbij het haar ongetwijfeld een groote troost is geweest, dat allen, die haar lief waren, in deze laatste dagen bij haar zijn geweest.