Maartsche buien
‘March Hares’ van H. Wagstaff Gribble
Bij het Hofstadtooneel
Deze Maartsche buien komen in Mei; gegeven ons klimaat is dat vergeeflijk, maar vergeeflijker nog wordt het, als men bedenkt, dat het seizoen zich ten einde rept en de laatste golfjes van de première-zee tegen het binnenkort te openen strand klotsen. Want het stuk ‘Maartsche Buien’ is een soort zotternij, waar men maar liever niet te veel problemen en karakterteekening in moet zoeken; het is een amusementsproduct met een beetje dada-achtigen inslag, zonder veel kop en met nog minder staart, waarom men lachen kan, als men zich een avond wil verstrooien.
De hoofpersoon is een aanmerkelijke dwaas, Geoffrey Wareham, in zijn cultuurmanifestaties meer een holenmensch, of een Azteek, dan een gemiddeld man van dezen tijd; excentriek in alles, en dus vooral in zijn gedragingen tegenover zijn medemenschen. Omdat hij, ten einde zijn verloofde te plagen, een ‘affiniteit’ (den heer Edgar Fuller) meebrengt ale logé, nadat zijn meisje eerst ook een logé van dien aard had meegebracht, ontstaan er massa's verwikkelingen tusschen Geoffrey en Janet; de vriendin van Janet is n.l. temperamentvol genoeg om dwaasheden te entameeren, en zoo komen de twee zonderlinge verloofden eindelijk tot de conclusie, dat hun tot dusverre gevolgde tactiek verkeerd was. Een en ander wordt bewaakt door de mama van Janet, die hier nu eens niet de moeder met begrippen eener vorige generatie is, maar zelf gezellig meedoet met de conflicten.
Het is een comedie zonder eenige psychologische aannemelijkheid, deze ‘Maatsche Buien’ maar als zij in vlot tempo wordt gespeeld onder regie van mevr. Ranucci-Beckman, is er best naar te kijken. Vooral Dirk Verbeek is dikwijls heel vermakelijk als de grillige, om niet te zeggen krankjoreme Geoffrey; tusschen zijn twee vrouwen (Adrienne Canivez en Emmy Meunier) in is hij een waar vat dynamiek (of dynamiet, als men wil). Bets Ranucci kwijt zich van haar zooveelste moeder, en als steeds met distinctie. Paul Steenbergen heeft een goeden avond als de eenigszins onnoozele Fuller. Het dienstmeisje van Caro van Eyck is aardig, evenals Henk van Buurens butler. Piet Rienks is een soort deus ex machina, maar zonder kunst en vliegwerk, in het nette.
Het niet overtalrijke publiek heeft dezen drie bedrijven lang knetterenden en pruttelenden vuurpijl met ingenomenheid ontvangen.
M.t.B.