Kunstenaarsfeest
Ten bate van noodlijdende en oude tooneelartisten
Kon. Shouwburg
Zooals wij in het Ochtendblad voorloopig reeds bericht hebben, is het kunstenaarsfeest voor de noodlijdende en oude tooneelspelers een groot succes geworden. Men kan niet anders zeggen, dan dat de heer Cor van der Lugt Melsert als manager van dit gevarieerd gezelschap, alsmede de leden van het Hofstadtooneel en andere medewerkenden, zich tot het uiterste hebben ingespannen om dezen avond een zoo prettig mogelijk verloop te doen hebben; en zij zijn daarin ten volle geslaagd, al was, zooals de heer Van der Lugt in zijn openingswoord opmerkte, de zaal niet zóó bezet als men dat wel gewenscht had. Maar het was toch zeer behoorlijk vol en de inleider dempte dan ook zijn even wat bitteren toon, veroorzaakt door een te geringe belangstelling voor het Nederlandsch tooneel, dat dikwijls (aldus spr.) ten onrechte bij buitenlandsche troepen wordt achtergesteld; hij verklaarde zich toch verheugd over den steun, die hij van alle zijden had mogen ontvangen en dankte de aanwezigen voor hun opkomst.
Dit was het begin en toen rolde het vanzelf verder; de heer Van der Lugt confereerde op een wijze, die verwachten doet dat hij in de ‘kleinkunst’ ook wel een zeer behoorlijke rol zou kunnen spelen, en de medewerkers sloofden zich uit. De eenacter ‘Theater’ van Molnàr (geheel in den stijl van dezen auteur), met als gegeven de bekende tegenstelling tusschen den tooneelspeler en zijn werkelijk particulier-mensch-zijn, bracht al dadelijk stemming, vooral dank zij het vlotte spel van Dirk Verbeek als ‘King Lear’ en het optreden van Jan van der Linden als dr Emö, den geleerden bedrogen echtgenoot, dat nog iets meer was dan vlot. De regie van dit gevalletje had Van der Linden zeer verdienstelijk opgeknapt; het is trouwens ook reeds in het afgeloopen seizoen opmerkelijk geweest, hoe deze acteur, nu hij kansen krijgt, naar voren komt.
Daarna zong Topy Glerum van de Avro, begeleid door Pierre Palla, eenige van haar liedjes, waarvan de uitstekende voordracht wel wat al te ‘volumineus’ overkwam door den loudspeaker! maar daarom was het in deze heilige hallen niet minder effectvol. Annie van Ees en Roemer vermaakten het publiek vervolgens danig met een eenacter ‘Op het spreekuur’, waarbij de patiënt den dokter niet aan het woord laat komen en zelf de diagnose stelt, benevens het recept schrijft. En toen aarzelden vele vrouwen en zelfs twee mannen uit het publiek naar voren, door het gefluit van den rattenvanger Van der Lugt op het tooneel gelokt, om hun dramatische talenten te demonstreeren voor een commissie van kunstcritici ad hoc, die erg veel moeite had om in zulk een banjir van ontluikende gaven orde te scheppen en dus ten slotte (zoo kwam het ons voor) dilettantisch vonnis wees. In ‘Het Ziekbed van Margaretha Koetjé’ werd hulde gebracht aan allerlei firma's, die wel niet verwacht zullen hebben, dat hun steun op zulk een doeltreffende wijze door Annie van Ees als de pseudo-afstammelinge van Dumas over het voetlicht zou worden gebracht. Een verkooping met veel verwarring en veel geldgerinkel volgde als intermezzo, waarna de voortreffelijke goochelaar Larette het gedeelte voor de pauze besloot met een reeks even meesterlijk als discreet uitgevoerde manipulaties.
* * *
Het hoogtepunt was echter toch de pauze, omdat de pauze nu eenmaal bij zulke gelegenheden de verbroedering tusschen het publiek en de acteurs brengt. Het was een waar gedrang in de foyers, die vol waren van de wonderlijkste tenten en soortgelijke verrichtingen. Hier hoorde men den heer Gerhard Alexander brullen als een jonge leeuw, die lang gevast heeft en nu menschenvleesch ruikt, daar zag men Fie Carelsen opduiken uit een profetische grot, elders troonden mevr. Ranucci-Beckman en Mimi Boesnach achter een prikplank met weelderige geschenken, terwijl Dirk Verbeek natuurlijk de elegante rol van croupier vervulde. En zoo was er nog veel meer, dat alles dienst moest doen om op bescheiden manier het geld van het publiek naar de oude tooneelspelers te laten verhuizen; hetgeen blijkbaar uitstekend gelukte, als men op het onstuimige beeld van de anders zoo kalme (en zelfs wel eens leege) foyers afgaat.
Na de pauze kon men het Hofstadtooneel nog bewonderen in het ‘Circus Idiotique’, waarbij al weer talenten werden tentoongespreid, men niet verwacht bij zulke ernstige mannen en vrouwen van de hooge kunst. Inmiddels was men al aardig op weg met den nacht bloedige ernst te maken (het circus verlengde het programma wel wat onnoodig) en toen de muziek van The Moonchers de schare op het draaitooneel lokte, was het reeds over eenen....
De medewerkenden aan dit kunstenaarsfeest mogen tevreden zijn!