‘Ik word een tekst....’
‘Men behoeft er zich dus ook niet bijzonder over te verbazen, dat ik dat alles uit het hoofd voordraag. Ik heb niet eens een extra goed geheugen! Maar een tekst wordt niet alleen vast gehouden door mijn hersens, maar door mijn heele persoonlijkheid; ik word volkomen één met de persoon, die ik zeg; dag en nacht is de tekst bij mij, tot ik die tekst geworden ben. Op het tooneel gaat het mij trouwens ook zoo; een rol, die ik niet beleef, kan ik slecht onthouden, een rol, die ik voel, wordt mijn eigendom.... Eens heb ik in anderhalf uur “Het Bal” gememoreerd, dat ik onverwachts moest voordragen en dat ik in geen jaar onder oogen had gehad. Het boek bleek nog volkomen “aanwezig” te zijn!
Toch heb ik altijd nog angst voor het optreden; twee en een half tot drie uur menschen boeien is altijd een waagstuk. Ik heb, als het gordijn opengaat, vaak nog het gevoel van volkomen verlamd te zijn, een mug te zijn in het licht; en dan moet ik mij met mijn gansche persoonlijkheid verzetten om aan die sensatie te ontkomen.’
- Wat is volgens u het essentieele verschil tusschen tooneelspelen en voordragen?
‘Dat is voor mij een kwestie louter van woorden. Ik weet wel, dat daarover veel discussie is geweest en dat men op mijn werk nu eens deze dan weer die definitie van toepassing acht; maar ik zie het belang van zulke discussies niet in. De hoofdzaak is, dat de menschen door wat ik doe worden geboeid; welke middelen ik daarvoor gebruik, is een aangelegenheid van technisch belang; en wat doet het er toe, hoe de middelen genoemd worden, als het resultaat is, dat het publiek luistert!
Wat ik probeer en wat wij in de Amsterdamsche Tooneelvereeniging probeeren,’ zegt mevr. Köhler, ‘is echt te zijn op het tooneel met zoo weinig mogelijk uiterlijk vertoon. In dat opzicht heeft het tooneel veel kunnen leeren van de film, al heeft die in laatste instantie andere middelen en een ander gebied om te bestrijken.’
M.t.B.