Ga nooit van me weg
Het spel van een vrouw in een uitstekende opvoering
Een bijzondere creatie van Annie van Ees en Dick van Veen
‘Escape Me Never’, het stuk van de bekende Margaret Kennedy, is door alles heen het stuk van een vrouw. Het is, hoewel het waarschijnlijk niet eens opzettelijk zoo bedoeld is, de apologie van de liefde van een vrouw voor een egoïstischen artiest; en dat de schrijfster een zekere flair toont om zich vrij te houden van al te duidelijke uitroepen als ‘zoo zijn de mannen!’ bewijst nog niet, dat zij in haar probleemstelling boven het typisch-vrouwelijke is uitgekomen. In Gemma Jones, de vrouw, die vasthoudt aan den man, ook al bedriegt en verwaarloost hij haar in zijn in den grond zoo gevoellooze toewijding aan de gevoeligste der kunsten, de muziek, die tevens het symbool is van ‘de andere vrouw’, heeft Margaret Kennedy een ideaalfiguur willen teekenen: een zakelijke, onromantische, trouwe, moederlijke vrouw. Het programma herinnert terecht aan ‘Overschotje’. Er is in het presenteeren van zulke vrouwengestalten een bepaald systeem
van idealiseeren; het is niet het ouderwetsche, van de vurige minnares of de in het water springende moeder, maar een methode, waaraan de zakelijkheid van de eeuw niet voorbij schijnt te zijn gegaan, al blijft het ideaal er even lichtend om. Deze Gemma wordt met humor en levendigen dialoog ten tooneele gevoerd, trouwens het geheele stuk begint duidelijk in majeur; men bevindt zich bij Engelsche aristocraten, die hun intrek in Venetië hebben genomen, men ziet daar een ongegeneerde jongedame binnen komen vallen, die ons even demonstreert, hoe het werkelijke leven is. Langzamerhand gaat nu de humoristische toon over in een tragisch accent; de jongedame wordt steeds meer een schrijnende figuur; zij blijkt samen te leven met Sebastian Sanger, een componist, die zich alleen om zijn eigen belangen bekommert, geheel anders dan zijn broer Caryl, die veel minder talent heeft, maar over een betere ziel beschikt. De tragedie, die zich uit het humoristisch praeludium ontwikkelt, komt ongeveer hier op neer, dat Sebastian zonder gewetensbezwaar zijn broer misleidt, door hem wijs te maken, dat hij niet het hof heeft gemaakt aan Fenella Mac Clean, de dochter van het Engelsche aristocratische echtpaar, die Caryls aanstaande vrouw is; door dezen leugen ziet men zich volledig ingelicht over het egoïstische karakter van Sebastian, die alleen aan zijn ballet en zijn eigen pleizier denkt. Hij profiteert van Gemma, die uit een vroegere verhouding een kind heeft overgehouden; als dat kind sterft, is Sebastian bij de repetitie van zijn ballet. Ten slotte stelt de schrijfster in een sterke scène de twee broers tegenover elkaar; hun karakterverschillen gaan over in een handgemeen; maar aan dat gevecht wordt een einde gemaakt door de terugkomst van Gemma, die na den dood van haar kind heeft rondgezworven en ten slotte toch het leven verder zal leven met den nukkigen, op zichzelf geconcentreerden Sebastian.
Geen regelrechte apologie van het vrouwelijke, inderdaad; maar een knap opgediend conflict tusschen man en vrouw, waarin de vrouw zich de meest waardige betoont. Typeerend voor den stijl is, dat humor en tragiek gescheiden blijven; niet in den humor weet de schrijfster de tragiek te geven, noch aan de tragiek het humoristische; beide beschouwingswijzen van het leven staan hier betrekkelijk los van elkaar. De eerste vijf tafereelen, waarin de humor nog overweegt, zijn goed geschreven; dan volgen twee tafereelen hoofdzakelijk in den tragischen toon, die gerekt aandoen en het eigenlijke drama meer schilderachtig illustreeren dan afwikkelen; het laatste, weer met talent gecomponeerde tafereel brengt dan de ontknooping ten gunste van de tragiek. De zuiver humoristische bijfiguren uit de eerste bedrijven hebben dan allang het veld geruimd.
* * *
Het Hofstad-Tooneel heeft zijn beste krachten gegeven om ‘Escape Me Never’ tot een modelopvoering te maken. Zoowel de regie van Cor van der Lugt Melsert als de decors van Karel Brückman hadden ditmaal den juisten toon volkomen te pakken; ik denk, wat de decors betreft, b.v. aan het half-museumachtige milieu van de familie Mac Clean, door Brückman voortreffelijk wijd en ondanks volheid kaal gehouden. Maar op den voorgrond stond toch het spel van Annie van Ees als Gemma Jones en Dick van Veen als Sebastian Sanger. Beide hebben het maximum van hun mogelijkheden gerealiseerd. De rol van Gemma ligt Annie van Ees uiteraard, maar zij heeft er toch nog meer van gemaakt dan de humor van het eerste tafereel zou doen verwachten. Met name haar scène met Enny Meunier als Fenella Mac Clean (een creatie die ook met eere genoemd mag worden om de juiste doseering van gevoel en onbeduidendheid, die in dit meisje vereenigd zijn) was het beste wat er uit de rol te halen is. Haar samenspel met Dick van Veen was echter zeker niet minder van qualiteit, ook omdat van Veen den egoïst-componist prachtig gaaf over het voetlicht bracht: spontaan, met de noodige donjuanerie, en toch allerminst overdreven aangezet. Een verrassing was Bob Oosthoek als Caryl Sanger; ik had dezen pas ontloken acteur nog slechts, ook door de associatie wellicht, als een encyclopaedie van kleine rolletjes voor den geest, maar hier bewees hij zijn talent afdoende; in het laatste tafereel (de vechtpartij met Sebastian) vond ik hem bepaald zeer overtuigend; allen zijn uitspraak is nu en dan nog onduidelijk.
Louis Gimberg en Enny Heymans-Snijders gaven voorts een paar zeer verdienstelijke humoristische aristocratentypen te genieten; Gerard Arbous als de dirigent Heinrich was ditmaal wat aan den goedkoopen kant, ook in de grime; onder de kleinere rollen vielen verder vooral op de goed getypeerde danseres Petrovan van Mimi Boesnach, de vermakelijke dame (humoristische laag) van Bets Ranucci - Beckman en de anonieme ‘man’ van Hans van Ees, een ondergeschikt, maar uitmuntend gespeeld personage.
Er was zeer hartelijk applaus; voor Annie van Ees en Enny Mennier waren er zeer verdiende bloemen.
M.t.B.