De wijze kater
Het ‘boosaardige sprookje’ van Heyermans
Jan Musch excelleert
De tooneelgroep ‘Het Masker’ heeft, nu Heijermans' sterfdag herdacht wordt, zijn ‘boosaardig sprookje’ nog eens voor den dag gehaald en in een nieuwe, verfrischte opvoering op de planken gebracht. Men kent het stuk; ik zal er niet veel meer van zeggen. Gelegenheid om te lachen geeft het, vooral in de derde acte, ruimschoots; verder doet de satyre ons lichtelijk vulgair aan, want dit soort boosaardigheid en deze demonstratie van het koningschap bij Gods genade in hemdsmouwen heeft men tegenwoordig waarachtig niet meer voor alles noodig. De wijze kater kan in onzen tijd beter eens in andere richting naar de mensch-dierlijke waardigheid gaan zoeken!
Maar het stuk is nu eenmaal een sprookje, en als zoodanig kan het de critiek ook nu nog wel buiten gevecht stellen. Bovendien is ‘De wijze kater’ het stuk van Jan Musch geworden, die nog altijd met dezelfde virtuositeit het menschdom bespot in zijn kattenhuid, voortreffelijk spint en een poema concurrentie aandoet. Het is Jan Musch, die den avond maakt en zelfs van bedrijf tot bedrijf een climax weet te bereiken.
Naast hem noem ik den koning van Nico de Jong, die deze tamelijk platte caricatuur met de noodige behaaglijkheid speelde, zoodat men ten slotte vergat, dat ‘het’ koningschap in deze gestalte wordt gepersifleerd. Voorts stond Gobau den kater Musch als Jonathan bij (niet al te overtuigend overigens), was Ank v.d. Moer een zeer aannemelijke bakkersdochter, Jacques de Haas een uitdagende prins Arthur en Mary Smithuysen een kieskeurige prinses. Ook in de andere rollen was veel te waardeeren, terwijl régie en ensceneering er in alle opzichten mochten zijn. Zelfs de ratten functionneerden op het gegeven bevel allergehoorzaamst.
De figuur waar alles om draait blijft echter de kater en van Musch' geest is de geheele opvoering doortrokken. Het applaus van de zeer goed gevulde zaal was dan ook moeilijk verkeerd te duiden: het gold den knappen acteur meer dan de satyre zelf. En terecht.
M.t.B.