Ballet Trudi Schoop
Op de grens van dans en tooneel
Princesse Schouwburg
Er is een grensgebied tusschen dans en drama, dat niet mathematisch is af te bakenen; immers via vele overgangen komt men geleidelijk van den zuiveren, ‘absolute’ dans tot de symbolische mimiek, die onverbrekelijk aan dramatische kunstvormen is verbonden. Maar een belangrijk deel van dit grensgebied behoort aan de pantomime, die nog dans is en toch bijna drama. De pantomime vereenigt, in zekeren zin, de muzikale en plastische bekoring van de bewegingskunst met de significa van het tooneel; en als zoodanig is zij bijzonder geschikt om een publiek te boeien zonder het te vermoeien; alle intellectueele functies blijven, hoewel onmiskenbaar gemobiliseerd, op den achtergrond, terwijl toch het dansrhythme geladen wordt met allerlei begripmatige associaties.
Het ballet van Trudi Schoop (de dansende ‘Komikerinnen’ van het Züricher Stadttheater) moet men grootendeels onderbrengen bij het genre pantomime. Men kan het inderdaand (de danseres vertelde het ons gisteren in een interview) vergelijken met het ballet Jooss, dat ook in het grensgebied tusschen dans en drama opereert; maar met dien verstande, dat deze Zwitsers veel duidelijker overstag gaan naar het tooneel, vooral ook wat hun humor betreft. Het ballet Jooss blijft in laatste instantie toch dans, terwijl het ballet Schoop zonder de parodie, de realistische imitatie en zelfs, op sommige plaatsen, het gesproken woord onvolledig zou zijn. Er is dus overeenkomst in stijl, maar ook zeer veel verschil. Van een directe beinvloeding kan men dan ook geenszins spreken, al lijkt wisselwerking mij allerminst uitgesloten (‘De Werkeloozen’ van Trudi Schoop b.v. zou in de opstelling en beweging der figuren van Jooss kunnen zijn). In technische virtuositeit geven de beide dansgroepen elkaar weinig toe; Trudi Schoop heeft echter een origineele, zeer directe vis comica, die bij Jooss vrijwel ontbreekt.
Voor de pauze zagen wij twee balletten (of misschien beter; pantomimes): ‘In de Advertentie-afdeeling’ en ‘Indrukken uit het Dagelijksch Leven’. Beide geïnspireerd op anecdotische feiten: de advertentie en haar voorgeschiedenis, de elementen van het stadsbestaan, maar sterk toegespitst op de parodistische of sarcastische typeering. In het eerste ballet heeft ook het gesproken woord een essentieele, zij het dan ook beperkte functie, hetgeen het accent nog sterker verplaatst naar het tooneel. ‘Komisch’ is dit werk slechts zelden, in de letterlijke beteekenis althans; het doet spontaan en frisch aan, maar komisch is het slechts een enkele maal om het komische zelf (b.v. in het allervermakelijkste ‘Sport gaat bovenal’, dat het tweede ballet besluit).
Veel meer naar den letterlijk komischen kant gaat het groote ballet na de pauze, ‘Fridolin’; het is de ‘pelgrimsreize’ van een persoontje, dat zich door het leven slaat en het leven langzamerhand leert kennen. Pelgrimsreize: ‘The Pilgrim’ van Charley Chaplin is aan deze creatie van een soort half hulpeloos, half handig pastoortje niet vreemd. Trudi Schoop, die zelf met zeer veel talent deze figuur voor haar rekening neemt, doet Chaplin echter eerder concurrentie aan dan dat zij hem imiteert; het is een bijzonder knappe prestatie, deze Fridolin, die het publiek dadelijk boeit en zelfs tot enthousiasme brengt. Deze danscomedie als geheel is misschien iets te lang, maar men mag niet zeggen, dat zij lijdt aan gebrek aan ideeën; er is een voortdurende, ongezochte variatie van motieven, die door het ensemble, waaronder vele uitstekende krachten zijn, met toewijding worden vertolkt. Er zit zeer veel vuur in dezen troep, en dat werkt aanstekelijk op de toeschouwers; de muziek van Paul Schoop en Max Fickel draagt daar het hare toe bij.
De eerste avond was een groot succes; het publiek was geestdriftig en liet dat ook danig merken. Voor de pauze werden er bloemen opgedragen, die zeker in de eerste plaats de leidster van het ensemble golden; voor haar vindingrijke choreographie en haar geschoolde discipelen heeft zij dat ook zeker verdiend!
M.t.B.