Medewerkenden en repertoire.
- Kunt u eenige namen en titels van stukken noemen?
‘In de eerste plaats ben ik zeer verheugd over de medewerking van Louis de Vries. Verder maken reeds deel uit van onze Studio: Guus Chrispijn-Mulder, Adolphe Engers, Hélène Vink, Annie Follender, Piet Rienks, Ceesje Speenhoff, Gustav Czopp (een jonge man, die veel gepresteerd heeft op het gebied van het hoorspel), Henk Schaer (van het Nieuw Schouwtooneel), Bernard Haagmans. Deze lijst wordt natuurlijk nog uitgebreid. De onderhandelingen met Dick van Veen, die ook in verband met onze plannen werd genoemd, hebben niet tot een resultaat geleid.
Wij zijn ook van plan bijzondere aandacht te besteden aan een verwaarloosden vorm van tooneel, de “artistieke kleinkunst”. Adolphe Engers heeft in dezen vooral ervaring en ideeën.
Ik zeide u reeds, dat wij op bescheiden voet willen beginnen; geen overhaasting, geen quantiteit ten koste van de qualiteit. Wij zullen dus een keuze doen o.m. uit de volgende stukken: “De Honderd Dagen”, geschreven door Benito Mussolini en G. Forzano (de psychologie van een staatshoofd, Napoleon, bezien dóór een staatshoofd); “Wonder in de Bergen” van Molnàr, waarvan wij, met de Theatre Guild in Nieuw York (ons voorbeeld) alleen de rechten hebben; Sophocles' “Oedipus” (wij zijn nog in dubio over de vertaling), dat waarschijnlijk onze eerste première zal worden; “Koning Lear” of “De vroolijke vrouwtjes van Windsor” van Shakespeare; “De Poolsche Jood” van Erckmann-Chatrian, een zeer merkwaardge spookgeschiedenis uit de Vogezen, onder suggestie van Hoffmann geschreven; en “Mourning becomes Electra” van O'Neill. Dit laatste stuk is een trilogie en de toeschouwers moeten om halfzeven aanwezig zijn, want ik wil de drie stukken op één avond geven.’
Ziedaar wat de heer Veterman op zijn programma heeft staan. Het is niet weinig en men mag met belangstelling afwachten, in hoeverre hij zijn plannen zal kunnen realiseeren.