‘Etwas Seriöses’.
Ziedaar een komische vergissing. Het is zelfs niet onmogelijk, dat Reinhardt zichzelf vergist in de waardebepaling van deze vertooning, want hij zei mij dezer dagen, dat hij in het voorjaar hoopte te komen met ‘etwas Seriöses’. Zonderling, deze beperking van het woord ‘serieus’ tot het zware, dramatische, problematische! Deze voorliefde voor ‘Faust’ boven Goldoni, alsof de sfeer, waarin de commedia dell' arte in dezen geperfectioneerden vorm ons brengt, niet evengoed naar ‘serieuze’ beteekenis heeft voor de persoonlijkheid! Het is juist de volkomen probleemloosheid, die hier boeit en verrukt. Eén probleem, één symbolische ‘aanduiding’ (de wilde eend is geen wilde eend, maar een wilde eend! Ibsen) zou de betoovering van dit spel verbroken hebben en den toeschouwer een wee gevoel van gedupeerd-zijn hebben gegeven.
Ik ben er niet op uit, den stijl van de commedia dell' arte als een recept aan te bieden ter genezing van alle kwalen van het tooneel. ‘Het’ tooneel, d.w.z. het tooneel van 1934, is niet te ‘redden’ door het eenvoudig terug te leiden naar een stadium van dramatische onschuld. Een onafgebroken reeks van harlekijns en pantalones zou ons al spoedig een kunstmatige beperking toeschijnen. De voorstanders van de commedia dell' arte à tort et à travers zouden niets liever willen dan den acteur van zijn problemen berooven en hem weer maken tot een dansenden, pirouetteerenden, in de salto mortale beter dan in de metaphysica geoefenden clown; het vanzelfsprekende, als uit de muziek geboren tooneel zonder philosophische ‘Leitmotive’ en expressionistische krachttoeren met de menschelijke psyche heeft voor hen zooveel aantrekkingskracht, dat zij geneigd zijn de kunstmatigheid van hun renaissance over het hoofd te zien. Het tooneel dat men in de opvatting van Carlo Goldoni zou kunnen vergelijken met een sonate van Corelli, in nu eenmaal niet alleen een ‘muzikaal’ genoegen. Men kan zich niet altijd permitteeren, om de verhoudingen van menschen onderling te zien, zooals men de thematische bewerking van den componist hoort, want het tooneel stelt ook andere eischen. Reinhardt had (zeer gelukkige gedachte!) den tekst van Goldoni (Goldoni's tooneel is één van vele mogelijkheden), dien hij, naar hij mij mededeelde, integraal heeft overgenomen, ondersteund met muziek naar motieven van Mozart; aldus suggereerde hij met het volste recht, dat men Goldoni en Mozart, den schrijver en den componist, als cultuurverschijnsel kan samenvatten......bijv. tegenover Strindberg en Mahler.
Het voorkeurlooze, het gebruiken van de menschen als muzikale motieven, die opklinken, zich met elkaar vermengen en zich weer van elkaar losmaken, moet op het tooneel een intermezzo blijven, waarvan men, juist omdat het een intermezzo is, zoo compleet en onschuldig kan genieten. Niets zou mij liever zijn, dan van een Nederlandsch gezelschap nog eens een perfecten Goldoni te zien; maar voor een epidemie van commedia dell' arte mogen wij gespaard blijven, teneinde de intermezzi met des te grooter vreugde te kunnen begroeten. De onschuld, men vergete het niet, heeft alleen bekoring, wanneer zij ons niet wordt opgelegd als een verplichting. Men moet, eenerzijds, de menschen, die met alle geweld in een Goldoni problemen willen ontdekken, wijzen op de muzikale onschuld van dezen schrijver, anderzijds hun, die het spel met puddingen als algemeen recept aanbieden, verzoeken het leven geen geweld aan te doen, want dan verandert het tooneel binnenkort in een superieur circus.