Ex-Koning Peter van Zoltan
Horvath
Rott.-Hofstadtooneel
Kon. Schouwburg
Niet altijd hebben de koningen zooveel gezond verstand als Peter VI van Molavië die afstand had gedaan na den triomf van een republikeinsche beweging en voor geen geld ter wereld weer terug wenschte te keeren op het gestoelte der eere. Peter VI van Molavië, of liever gewezen VI, de held van Horvath's vermakelijk en ingenieus bedacht blijspel, heeft het groote voordeel, dat hij zich met het particuliere leven heeft kunnen verzoenen, geen rancune heeft overgehouden en zelfs den president, zijn democratischen opvolger, die zijn allures heeft overgenomen en verburgerlijkt, met waarachtig genoegen een cocktail offreert. Ik moet bekennen: zulke koningen zijn mij geweldig sympathiek, ook al komen zij niet overeen met de gebruikelijke opvattingen van koninklijk plichtsbesef en ‘droit divin’.
Zoltan Horvath toont zich in dit spel van verrukkelijke paradoxen een uitmuntend tooneelschrijver; hij heeft weliswaar niet de bedoeling om het zieleleven der monarchen en presidenten serieus te doorgronden, maar hij kegelt zoo alleraardigst met principes en waardigheden, dat men zich gewillig overgeeft aan zijn charmante leiding. De hoofdparadox: dat een ex-koning als het ware gedwongen wordt de verdediger der republiek te zijn, die zijn aanhangers omver willen werpen: heeft Horvath gelegenheid verschaft een aantal voortreffelijk geaarrangeerde situaties aan en door elkaar te vlechten; en daaarin spaart hij de satyre geenszins. Zijn humor is niet bepaald fijn, maar de ongegêneerde toon is hier goud waard. Er wordt een loopje genomen met de parvenu-eigenschappen van den president, die eigenlijk meer symbool en “roi Soleil” wil zijn dan de koning bij de gratie Gods; met den minister-president, die dol is op een diplomatentenue; met het verstokte conservatisme van den versteenden royalist; met alles, kortom, wat zich in het dagelijksch leven met waardigheid siert, zonder daarvoor altijd voldoende motief te hebben. En, last not least, ook het vrouwenhart moet er bij Horvath aan gelooven; de overtuigd-republikeinsche privé-secretaresse van den president wordt, ook al weer langs den aangenamen weg der paradoxen, omgeschakeld tot privé-secretaresse van ex-Peter VI, terwijl men ziet aankomen met welke bedoelingen...
Het Hofstadtooneel liggen zulke luchtige, op snel en soepel spel berekende stukken, wel het allerbest; en Cor van der Lugt verstaat de kunst ze in een flitsend tempo aan ons voor te zetten. Zijn regie was knap en wist de enkele leege plekken, waaraan nu eenmaal bijna iedere comedie lijdt, in de vertooning tot een minimum te reduceeren. De koningsrol, die hij zichzelf had toebedacht, ligt hem ook bijzonder; men kreeg een hupschen, zorgeloozen banneling te zien, die zich van rhetoriek en phrases had losgemaakt zonder philosophie, maar met een goede portie levenslust; een charmante figuur, ietwat ongelooflijk in zijn milieu, maar daarom bekommert men zich zoo'n avond niet.
Een niet minder geslaagde president van Louis Gimberg was zijn tegenspeler. Gimberg heeft een bepaald soort rollen, waarin hij onweerstaanbaar is, en daartoe behoort deze president van Molavië, zoo kostelijk getypeerd in zijn fond van oer-burgerlijkheid en zijn eigenlijk naïeve Streberei. Tusschen deze twee polen der samenleving bewoog zich Annie van Ees als een secretaresse, wier principes wankel bleken voor het geweld der liefde; een pittig gespeeld dametje, en een les voor vele politieke vrouwen.
Hermann Schwab vertegenwoordigde de crisiskabinet van Molavië op voortreffelijke wijze. Hij deed mij denken aan een eventueele kruising van Lenin en Wijnkoop; trouwens, van der Lugt bracht Manuel van Portugal onweerstaanbaar in de herinnering, en Gimberg leek op alle presidenten van alle Latijnsche republieken bij elkaar; van dit standpunt bekeken had de vertooning ook nog folkloristische of historiographische waarde. Wij zagen voorts nog een bekoorlijke filmactrice van Mimi Boesnach, een stoeren arbeidersafgevaardigde van Piet Bron, een wat al te sterk gechargeerden graaf van Dick van Veen en een correcten kamerdienaar van twee tijdperken, verzorgd door Johan Haus. Wilh. Schwab-Welman hield als koningin-moeder de waardigheid van haar Huis uitstekend op, en Ludzer Eringa was een prima hotel-directeur, noch monarchist noch republikein, maar allebei tegelijk, zooals het hotelbedrijf dat eischt.
Karel Brückman had, vooral voor het eerste en tweede bedrijf suggestieve decors ontworpen, waarvan de goede sfeer uitging.
Het was een avond van doorslaand succes, dat bewees de volle zaal, die de spelers zeer hartelijk toejuichte, en dat vertolkten ook de vele bloemen, die werden opgedragen. Ook de Pelikaan vloog een eererondje per communiqué van Cor van der Lugt, die er in slaagde het spontaan gezongen Wilhelmus zoo plechtig aan te hooren, alsof hij niet eenige oogenblikken geleden den Koning van Hispanje allerminst geëerd had.
Ik hoop, dat den Haag dezen “roi en exil” bij de ongetwijfeld volgende reprises niet alleen zal laten. Hij is de algemeene hulde waard.
M.t.B.