een groep, die zich op grond van schijnprivileges boven den burger verheft; hij heeft ergens een schakel gevonden, die hem verbindt met ‘het volk’, d.w.z. met het burgerlijke, vulgaire, of (om het groote woord te gebruiken) ‘algemeen-menschelijke’. Het algemeen-menschelijke is volstrekt niet iets verhevens, tenzij men het met alle geweld als iets voor vegetariërs en pacifisten wil beschouwen; het algemeen-menschelijke is een afschuwelijk leeg en onherbergzaam woord, als het niet met relativiteit, humor, beperkte menschelijkheid, te maken heeft. Jo Spier nu, door en door een burger, meer nog: een burgerman, verstaat het algemeen-menschelijke op de wijze van den humorist, d.w.z. van den scherpen opmerker, die tegelijk de ongevaarlijkste mensch ter wereld is. Het gezond verstand, waarvan ik sprak, kan bij sommige menschen een aanvalswapen worden (voorbeeld Multatuli); het kan ook een mogelijkheid zijn om van de onuitputtelijke voorraden menschenkennis, die door de specialiseering aan de gemiddelde ‘doode zielen’ ontgaan, ongehinderd te profiteeren (voorbeeld Stendhal); het kan iemand, die zich door een verleden van specialisme als geestelijk wezen had leeren beschouwen, terugvoeren tot zijn lichamelijkheid, zoodat alle specialisme van doel middel, van metaphysica biologie wordt (voorbeeld Nietzsche); het kan ook aanleiding geven tot amusement met een ondergrond van lafheid en tot toewijding aan het humaniteitsideaal met een ondergrond van leegheid (voorbeeld Erasmus). Multatuli en Erasmus hadden beide veel gezond verstand, tegenover b.v. Potgieter en de scholastiek, die alleen