len, zóó, dat ik in haar spel meeleefde. Behoeft dat te beteekenen, dat ik in Vera Bondam het karakter van de echte Candida veronderstel? Het zou al heel naïef zijn; enkele dagen later zag ik dezelfde Vera Bondam even overtuigend als Maria Stuart in het gelijknamige stuk van Vondel! Welnu, een vrouw heeft aan één leven nog niet eens genoeg om alle consequenties van het Candida-zijn te trekken; hoe zou zij dan in één week Candida en Maria Stuart tegelijk kunnen zijn? Men bedenke dit even: de vrouw van een Engelschen dominee met sociale neigingen, èn de martelares voor het Vondeliaansche katholicisme!
De oplossing: Vera Bondam is niets, maar zij speelt alles. Ik bedoel geenszins, dat er geen mevrouw Vera Bondam zou bestaan, met een eigen karakter en een eigen leven; maar ik bedoel, dat deze onderdane van het Koninkrijk der Nederlanden noch met Candida, noch met Maria Stuart iets anders gemeen behoeft te hebben dan de maskerade van het kind, dat spelen wil... en het in dit geval ook uitstekend kan!
Ik schreef in de eerste alinea van dit artikel, dat het tegenwoordige tooneel gewoonlijk de literatuur populariseert en vulgariseert. Dit behoeft niet in te houden, dat alle tooneelstukken, die bij uitstek speelbaar zijn, slecht zijn, d.w.z. populair en vulgair. Zij zijn dat alleen, wanneer men hun een beteekenis en een gewicht onderschuift, dat zij krachtens hun spelkarakter niet hebben.
Een andere vraag is, of de diepste problemen op het tooneel überhaupt gesteld kunnen worden. Het diepe probleem van Hamlet is geen tooneelspelersprobleem,