pleiten, dat gemeenlijk slechts door het geruststellend onderschrift ‘blijspel’ gelijmd wordt, wanneer het deze milde, menskundige humor, die bovendien gemakkelijk verteerbaar is, versmaden zou voor de goedkope trucs van het gewone salononbenulletje..... Géraldy is één diergenen, die zich beminnen laten zonder vereerd te worden. Hij heeft een voorkeur voor zeer gewone verhoudingen, die hij niet gemakkelijk blootlegt, maar met piëteit en schroom nadert. Hij is verre van een geestelijk revolutionnair; integendeel, alledaagse dingen zijn hem voldoende voor zijn liefderijke analyse, die nooit vernietiging beoogt, maar steeds veredeling.
In Aimer streden huwelijksliefde, lang bezonken, bijna tot conventie geworden gevoel en liefde uit avontuur, gewekte romantische drift. Het probleem van Si je voulais.... is niet veel anders; ook hier ‘geluk’, bijna te normaal geworden om nog geluk te kunnen zijn, tegenover ‘geluksdrang’, eeuwig onvervuld hunkeren naar wat nog niet was. Voor Géraldy is de oplossing, de terugkeer tot het oude na loutering door de plotseling ontbonden verlangens, in beide gevallen typerend. De conventionele vorm, het huwelijk, is voor hem meer dan een overgeleverde traditie; hij accepteert het als een organisme, als een hoger moment dan de vage gevoelsstromen, die het herhaaldelijk beroeren. Het huwelijk heeft deze elementen echter in zich op te nemen, zich daardoor steeds inwendig te vernieuwen. Deze edele wezensgemeenschap is Géraldy's axioma.
In Si je voulais.... kwam de tendens niet zo tot haar recht als in Aimer. Het blijspel eist nu eenmaal enig vuurwerk, en pirouettes passen slecht bij de sobere, in de grond on-franse toon, waarop dit werk eigenlik is afgestemd. Het derde bedrijf moet men dan ook maar voor lief nemen; in de twee eerste aktes komt de subtiele psycholoog Géraldy met prachtige zuiverheid uit. De ‘ontknoping’, die het geheel op een burgerlijker niveau brengt, is voor de zaal.
Vooral Vera Bondam draagt deze opvoering. Derge-