gemeen beeld te geven van de geesteshouding der mystiek; de opheffing der ‘Subjekt-Objekt-Spaltung’, de consequentie van het innige verband tussen de myst en zijn aanschouwing, demonstreerde hij hier in haar verschillende vormen.
Deze brochure is uitgegeven vanwege de Studie-commissie der Ethische Vereeniging. Prof. van der Leeuw staat echter objectief tegenover zijn stof; alleen de bladzijden over de verhouding van Christendom en mystiek dragen typisch ‘ethische’ sporen. De schrijver wil vooral die beide niet vereenzelvigen; de mystieke inhoud van het Christendom is volgens hem niet de hoofdzaak, zoals trouwens uit zijn opvatting over de historiciteit kan afgeleid worden. Men kan deze verhouding anders zien en de ware en enige zin van het Christendom juist in een esoterische mystiek zoeken; zeker zal men dan nog tot hoger waardering komen dan Prof. van der Leeuw. Maar dergelijke principiële verschilpunten zijn niet in populaire boekjes uit te vechten. Een beschouwing uit deze school is in ieder geval zeer de moeite waard.
14 maart 1925
M.L.