een bevredigend slot te construeren; het lukt altijd.
Ik wil maar zeggen, dat het stuk van Eduard Pailleron, dat, dank zij de lectuur op onze vooruitstrevende Gymnasia en H.B.S.'en, nog altijd een zekere vermaardheid bezit, hopeloos verouderd is en beneden de waardigheid van het Vereenigd Tooneel. Het hekelt toestanden in de Franse republiek na het tweede keizerrijk op een wijze, die heel slapjes aan Molière doet denken; maar voor de eeuwigheid heeft Pailleron blijkbaar niet kunnen schrijven. Zijn types stammen uit een verflenste en in die vorm verdwenen schijnbeschaving, die dus thans aan satire geen behoefte meer heeft. De wereld, waarin men zich verveelt, is van karakter, zij het niet in haar snobisme, veranderd; zij bedrijft thans theosofie of andere wijsheid, die in handboekjes te koop is of zij ligt op de knieën voor het Amerikanisme. De geëmancipeerde vrouw is niet meer darwinistisch als Lucy Watson, maar hangt la garçonne uit en het onechte kind weent niet meer om de onechtheid. Voordragende treurspeldichters hebben hun plaats afgestaan aan telepathen; echter vóór alles doet de wereld, die zich verveelt, aan psychoanalyse en daarvan had Pailleron nog nooit gehoord. Wil men hem spelen, goed; maar dan in het luchtige gewaad van baleinen, pofmouwen en andere modetrouvailles, waarmee een degelijker voorgeslacht de lichaamslijn omschiep. Want daardoor zou men voldoende aanduiden, dat dit blijspel in een andere tijd thuis hoort en tot historisch drama is gepromoveerd!
De bekoorlijke eenvoud, waarmee mevr. Holtrop-van Gelder de hertogin de Réville speelde, kon niet tegen de verweerdheid van het gegeven op; toch was het voornamelijk aan haar te danken, dat de enkele pittige momenten goed tot hun recht kwamen. Louise Kooiman was niet te benijden in haar allerondankbaarste gravinnerol, waarvan met de beste wil niets meer te maken valt. Verder is het moeilijk te beslissen, of Dirk Verbeek (de Céran), Willy Haak (Susanne) dan wel Vera Bondam (Lucy Watson) het meest te beklagen waren, dat zij nog aan zó iets hun krachten moesten geven. Carel van