Cercle Francais
de la Facultaté des Lettres
Soirée Artistique et Littéraire
Nu het toneelseizoen zachtkens een roemloos einde vindt en de kritiek, die zich voor Ploertendoder te verheven acht, de Swan laat zinken, verplaatst zich de kunst naar de hanebalken van Heystee. En, mon Dieu, welk een genot is het na het verduwen van zoveel beroepsscaenica eens te verkeren onder het ijverig ras dezer francofiele dilettanten, die een verbazingwekkende mondvol Frans praten, maar daarom nog geen vlekkeloze vertoningen kunnen leveren onder het welwillend oog hunner hooggeleerde schutspatronen. Hier, waar men aan de garderobe in het Gallisch om chapeau en canne vraagt, waar men zelfs ieder moment een echte Galliër in de armen kan lopen, heeft men, dit alles ten spijt, bewezen, dat l'esprit gaulois niet zo maar onder een chapeautje op de planken te vangen is; al blijft er in de geestige eenakter van Duvernois veel te waarderen, omdat hier de schutterigheid der pseudo-Molière-ridders ontbrak.
Niet zonder vrees (want een goed verstaander heeft meer dan een half woord nodig) zag ik het gordijn zich splijten voor La Conversion d'Alceste, 1 akte van G. Courteline. Mijn hand schulpte zich om het aandachtig gespitste oor. Gedurende de eerste twee minuten was het mij echter onmogelijk iets op te vangen; juist, toen ik aan mijn kennis der Franse taal ging wanhopen, bleek mij echter, dat een draadloze dialoog was gevoerd tussen de radeloze Alceste en de niet minder radeloze souffleur. Maar dit was een vergissing en verder liep het. Het schijnt mij, dat de heer Courteline een vrij nutteloze daad verrichtte, toen hij doorborduurde op Molière's misantropenthema; van de Cercle was het geen prijzenswaardig idee, dit stukje, dat alleen door àf spel enig reliëf zou krijgen, ten geimproviseerde tonele te voeren. De heer F. Prince was echter vermakelijk en