Woensdag 15 maart 1933
Duitsche Letteren.
Geneviève Bianquis. Nietzsche. (Éditions Rieder. Paris.)
Over Nietzsche wordt, sedert Elisabeth Foerster-Nietzsche en Lou Andreas-Salomé, op een bepaalde manier geschreven; een manier, die mij antipathiek is, hoewel men er niet veel positief kwaads van vertellen kan. Het is een soort van niet onverstandige heldenvereering op verren afstand (ver, zelfs wat Nietzsche's zuster Elisabeth betreft!), een soort niet dom reproduceeren van zijn ‘groote’ gedachten, maar eigenlijk een tamelijk overbodig werk. Het uitgangspunt is foutief, omdat Nietzsche zelf met den meesten nadruk in zijn autobiografie Ecce Homo meegedeeld heeft, dat hij niet als een held wenscht te worden behandeld. Echter, voor een uitgebreider publiek is dit blijkbaar de eenige manier; en zoo werpt Nietzsche als heros permanent vele litteraire vruchten af voor schrijvende dames of heeren.
De stijl van Geneviève Bianquis onderscheidt zich in vrijwel niets van dit gangbare procédé; zij erkent trouwens zelf nogal eerlijk, dat zij niet in staat zou zijn geweest haar boek te schrijven zonder het model van Nietzsche's ‘savant et profond interprète, M. Charles Andler’, voor oogen te hebben gehad. Wij vinden hier dus het gewone overzicht van dit merkwaardige leven in den gewonen toon, en achter alle gulle waardeering toch weer het gewone wanbegrip, dat nu eenmaal uit iedere heldenvereering moet voortkomen. Zoo ergert mevr. Bianquis zich natuurlijk aan Ecce Homo, omdat Nietzsche zich zelf daarin boven Dante, Shakespeare, Goethe en de Veda's stelt; dit klopt niet met het ideaal van den (inwendig toch altijd bescheiden) heros. Men vindt bij haar voorts de nogal banale symbolische verklaring van Nietzsche's krankzinnigheid, als zou hij zoo ongeveer door zijn denkproblemen uit elkaar zijn gebarsten; een verklaring, die (niet alleen medisch) onhoudbaar is, maar bij elke populaire Nietzsche-biografie weer opgeld doet. En bezweringen als deze, dat Nietzsche ‘au fond’ een musicus en een mysticus geweest is, geven het peil van dit geschriftje voldoende aan; het is gericht op een algemeen-ontwikkeld gehoor, dat zich terloops ook eens op Nietzsche wil oriënteeren. Voor den tekst behoeft men het boekje niet te koopen. Maar het is bijzonder uitvoerig en goed geïllustreerd met portretten en facsimile's, die men zelden bijeenziet; daarom alleen is het bezit ervan geenszins te versmaden.
MENNO TER BRAAK.