Annette Kolb, Beschwerdebuch
Rowohlt, Berlin 1932
‘Zum Schreiben drängte sie nicht das Talent, sondern ihre Meinungen’, zegt Annette Kolb ergens, in de derde persoon over zichzelf sprekend; en men kan deze definitie zeer juist en naar de goede en de slechte kant beslissend voor haar werk achten. In haar twee bundels essays bij Rowohlt verschenen spreekt zich namelijk iemand uit die veel psychologische sensibiliteit en intuïtieve mensenkennis bezit, maar evenzeer een gemis aan zelfcritiek waar het haar eigen schrifturen betreft. Dit is om verschillende redenen jammer; omdat Annette de eerste de beste niet is had zij zich bij het bundelen van haar stukken wel wat meer moeite kunnen geven, zuiver journalistieke impressietjes over radio's en honden, benevens lyrische hymnen over dirigenten kunnen weglaten en aldus haar bundels als geheel zuiverder kunnen maken. Maar schwamm drüber: ondanks haar neiging tot ‘plaudern’ (een neiging die vooral bij vrouwen gevaarlijke consequenties kah hebben!) is zij mij door de lezing van haar essays zeer sympathiek geworden. Het sympathieke aan haar is onder meer haar pacifistisch instinct. Ik zeg met opzet: instinct: want men komt tegenwoordig zoveel pacifisten tegen, dat men er wel een kleine verduidelijking aan toe mag voegen, om het begrip wat aanlokkelijker te maken.
Het pacifisme als theoretisch bedenksel van bange mensen, die bij het woord ‘oorlog’ plotseling de erfzonde uit de grond zien komen, het pacifisme als leuze van politici en sjacheraars, die er een rhetorische figuur in zien, kortom, het pacifisme als ‘slavenmoraal’ is een hoogst onsympathiek verschijnsel; onder het zien van een pacifistische film als Ik heb een mens gedood van Ernst Lubitsch zou men werkelijk een voorkeur krijgen voor de oorlog, omdat een oorlog tenminste dit soort leugenachtige vredesi-