Jakob Wassermann: Christoph Columbus, Der Don Quichote des Ozeans
S. Fischer, Berlin 1929
Bij het schrijven van de historische biografie, zoals die tegenwoordig zozeer in de mode is, kan het accent vallen op de historische ‘bios’ of op het onhistorische ‘graphein’, ook al is er geen principieel onderscheid te maken tussen beide werkwijzen. Maar, zelfs al is ook de meest ‘objectieve’ historicus genoodzaakt op een historische conceptie te bouwen en al is de allersubjectiefste verteller niet in staat zich los te maken van de dwang der documentaire gegevens, een vloeiend verschil bestaat er toch, en dit verschil wordt het best aangeduid door het woord ‘accent’. Dit accent nu legt de hedendaagse biograaf gewoonlijk op de artistieke conceptie, niet op het relaas der feiten. Het is hem te doen om een beeld, niet om een memorie, om een leven, niet om een verleden. Tot de categorie dezer moderne biogfafen behoort ook Jakob Wassermann in zijn boek over de ontdekker van Amerika, dat in de eerste plaats een poging tot bezieling en pas in de tweede plaats een poging tot onderzoek is. Wassermann is geen historicus van professie, want de vakman zal intuïtief steeds naar het andere doel streven. De historicus blijft, ook in zijn moderne metamorfose, ook als aanhanger van Rickert of Simmel, een intuïtieve hang naar de objectiviteit bij; de objectiviteit is zijn regulatieve norm, de objectiviteit vergezelt hem ook waar hij haar theoretisch heeft verworpen. Een geschiedschrijver in de wetenschappelijke zin des woords kàn niet zonder het geloof in de objectiviteit; zijn fantasie geleidt hem niet, maar hij geleidt de fantasie, of verbeeldt het zich althans. De vraag of iemand een vakman is wordt daarom niet voor alles bepaald door zijn kundigheid, maar wel door zijn persoonlijkheid.
In deze zin blijft Wassermann een leek, een niet-vakman, een romanschrijver. Zijn persoonlijkheid stelt zich aan-