spelers tracht weg te denken, blijft het verschil bestaan tusschen Nietzsche, den voormaligen philoloog, en Douwes Dekker, den voormaligen indischen ambtenaar, tusschen Nietzsche, den moralist met de denktucht der academie op den achtergrond, en Multatuli, den man der ‘directe actie’, der gekrenkte waardigheid. Dìt verschil is het essentieele. Nooit heeft Multatuli zich, zooals Nietzsche, terug kunnen trekken op de roeping van philosoof als ‘wetgever’, nooit heeft hij de ‘Umwertung aller Werte’ als zijn specialiteit erkend, ook al schreef hij in de dagen der Minnebrieven aan Tine: ‘Men erkent dat ik een omkeering maak in de literatuur. Ja, omkeeren is myn métier!’ Toen het inzicht van de betrekkelijkheid der woorden definitief tot hem door begon te dringen, was hij uitgeput en niet meer in staat zich die laatste ontdekking toe te eigenen, ook deze groote skepsis om te smeden tot een nieuw wapen...
Het begin van een schrijversloopbaan is minstens zoo representatief voor den schrijver als het einde. Aan het begin staat bij Nietzsche de klassieke philologie; zijn eerste ‘sensatie’ is Die Geburt der Tragödie, is de ontdekking van het begrippenpaar apollinisch-dionysisch, die beslissend zal blijken voor zijn ontwikkeling als denker; een ontdekking in het gebied der theorie, die vàn de theorie nààr het handelen zal voeren.
Aan het begin staat bij Douwes Dekker Max Havelaar, een oproep tot handelen, tot ongedaan maken van onrecht; de ontdekking van algemeene knevelarij, een ontdekking van de koloniale practijk. Reeds in een concept van een brief aan Duymaer van Twist, die nooit werd verzonden, opgesteld te Rangkas Betoeng (9 April 1856), formuleert Dekker het aldus: ‘Ik heb veel geleden. Ik geloof dat ik bestemd ben veel te handelen. Ik geloof dat ik eene roeping heb. Ik heb lust en moed die roeping te volgen. Ik geloof dat God my de kracht geven zal die te volbrengen.’ Terwijl hij daarvoor te kennen geeft, dat hij is ‘bezield met de kracht van een eerlyk man die een edele taak voorstaat. Want ik heb myzelven leeren kennen als waardig daarvan de held, of althans de martelaar te wezen’.